Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Kern van de zaak
3.Feiten en procesverloop
grief 1hiervoor (onder 3.1) beoordeeld.
4.Beoordeling
Grief 4, waarmee [appellante] – naar het hof begrijpt – een andere beoordelingsmaatstaf bepleit, faalt.
Grief 5 en grief 6, voor zover relevant met het oog op het petitum, bouwen op grief 4 voort en falen daarmee eveneens.
grieven 2 en 3verwijt [appellante] de rechtbank dat zij de opnames van de telefoongesprekken die partijen in de periode 27 februari-12 maart 2020 hebben gevoerd, niet, althans niet in aanwezigheid van partijen heeft beluisterd en niet heeft meegewogen dat Van Lanschot in deze telefoongesprekken op [naam 1] heeft ingepraat om hem zijn verkoopopdrachten te doen intrekken. Het hof zou het een en het ander alsnog moeten doen. Ook deze grieven falen.
concretemomenten in de telefoongesprekken benoemd waarop van onbehoorlijke beïnvloeding door Van Lanschot sprake zou zijn. Anders dan [appellante] heeft gesuggereerd, is er naar het oordeel van het hof met de “toonzetting” van de gesprekken niets mis. De gesprekken verlopen in de waarneming van het hof zonder uitzondering in goede harmonie en op rustige toon. Het is duidelijk dat [naam 1] zich ernstige zorgen maakt over de portefeuille, en de adviseurs van Van Lanschot tonen daarvoor ook begrip. Verschillende keren zeggen zij dat een reden voor verkoop kan zijn dat [naam 1] slapeloze nachten heeft, maar zij houden [naam 1] ook voor dat het onverstandig is dat hij zich laat leiden door zijn emoties en dat verkoop niet in overeenstemming is met de uitgangspunten die bij het recente aangaan van de beleggingsadviesovereenkomst zijn besproken. Als Van Lanschot (in het telefoongesprek van 28 februari 2020) aankaart dat er aanleiding kan zijn om anders te adviseren als [naam 1] op de besproken uitgangspunten terugkomt, ontkent [naam 1] dat laatste. Hij is steeds op zijn eerdere conclusies teruggekomen en heeft Van Lanschot voor haar advisering bedankt.
grief 12 en 13, waarbij [appellante] Van Lanschot verwijt dat ze niet echt naar [naam 1] (en diens vrouw) heeft geluisterd en zijn zorgen niet serieus heeft genomen, op het gemoed van [naam 1] heeft ingewerkt en op [naam 1] is blijven inpraten. In de telefoongesprekken wordt naar het oordeel van het hof alle tijd voor [naam 1] en diens zorgen genomen. Die zorgen worden niet weggehoond maar, voor zover op dat moment mogelijk, in – een zinvol gebleken – perspectief geplaatst. Met [naam 1] wordt besproken dat het niet alleen in het algemeen, maar ook in het licht van de uitgangspunten bij het aangaan de overeenkomst, de korte duur van de overeenkomst op dat moment en de beoogde langere termijn ervan, verstandig is om niets te doen, en [naam 1] worden de nadelen voorgehouden van het door hem geopperde alternatief om te beleggen in staatsobligaties. Er wordt door Van Lanschot ook niet op [naam 1] ingepraat, hem wordt juist de mogelijkheid voorgehouden om de adviezen van Van Lanschot niet te volgen, waartoe [naam 1] uiteindelijk echter telkens niet besluit. Het hof heeft kortom ten positieve geconstateerd dat het verwijt aan het adres van Van Lanschot ongegrond is.
grieven 10 en 11, waarmee [appellante] Van Lanschot een tekortkoming in de nakoming van haar contractuele adviesplicht verwijt. Van Lanschot wijst er terecht op dat zij met [appellante] geen “execution only”-relatie onderhield. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de voorgenomen verkoopbeslissing van [appellante] als een duidelijke verkoopopdracht aan Van Lanschot moet worden uitgelegd, heeft Van Lanschot het terecht tot haar taak gerekend om de opdracht van [appellante] niet blindelings uit te voeren maar – zoals de rechtbank met juistheid heeft vastgesteld: onverwijld – [appellante] de mogelijk ingrijpende negatieve gevolgen van die, in de ogen van Van Lanschot onverstandige verkoopopdracht voor te houden, en haar te adviseren om op haar beslissing terug te komen en geen veranderingen in de portefeuille aan te brengen. Niet valt in te zien dat Van Lanschot aldus “niet echt” heeft geadviseerd. De schade die [appellante] heeft geleden doordat zij na verloop van twee weken alsnog heeft besloten om het – naar de tijd heeft geleerd: wijze – advies van Van Lanschot toch niet te volgen, is geen schade die [appellante] door een tekortkoming van Van Lanschot heeft geleden.
€ 15.858 ,00