ECLI:NL:GHAMS:2024:485
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de opheffing van bewind en ontslag van de bewindvoerder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de rechthebbende tot opheffing van het bewind en ontslag van de bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1961, had eerder verzocht om opheffing van het bewind dat was ingesteld vanwege problematische schulden. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, waarop de rechthebbende in hoger beroep ging. Het hof constateerde dat de financiële situatie van de rechthebbende inmiddels was gestabiliseerd en dat er geen schulden meer waren. Echter, het hof oordeelde dat de rechthebbende nog niet in staat was om haar financiële belangen zelfstandig te behartigen, waardoor het bewind niet kon worden opgeheven. Daarnaast was er een verstoorde verhouding tussen de rechthebbende en de huidige bewindvoerder, wat de effectiviteit van de bewindvoering in gevaar bracht. Het hof besloot daarom de huidige bewindvoerder, [X BV], te ontslaan en benoemde [X] B.V. als opvolgend bewindvoerder. De beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd, maar de rechthebbende kreeg de mogelijkheid om met een nieuwe bewindvoerder verder te gaan.