ECLI:NL:GHAMS:2024:482

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
200.332.470/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden beschikking inzake voogdij over minderjarigen na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voogdij over twee minderjarige kinderen na het overlijden van hun moeder. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Noord-Holland om het eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen. De grootmoeder, die in incidenteel hoger beroep ging, was belast met de voogdij over de kinderen na een eerdere beschikking van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de rechtbank reeds op het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming had beslist en dat er geen belang meer bestond bij een tweede beslissing over hetzelfde geschilpunt. Het hof vernietigde daarom de bestreden beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af. De beslissing is genomen in het kader van het leerstuk van het gezag van gewijsde, dat beoogt te voorkomen dat er meerdere beslissingen over hetzelfde geschilpunt worden genomen, wat in strijd zou zijn met een goede procesorde. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om herhaling van procedures te vermijden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.470/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/340315 / FA RK 23/2489
Beschikking van de meervoudige kamer van 5 maart 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.A. Ossentjuk te Leiden,
en
[de grootmoeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. M.A. Fridsma te Heemskerk,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Den Haag,
verweerder in principaal hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ), en
  • de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 6 juli 2023 uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 september 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 6 juli 2023. De vader heeft dit beroepschrift op 20 september 2023 aangevuld.
2.2
De grootmoeder heeft op 6 november 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vader heeft op 29 december 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep van de grootmoeder ingediend.
2.4
Bij het hof is verder het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de vader van 5 oktober 2023, met bijlage.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 19 januari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Somalisch, J. Malik;
- de raad, vertegenwoordigd door H. Groenewegen en G. Sloothaak;
- de grootmoeder, bijgestaan door mr. Fridsma en een tolk Somalisch, L. Warsame.
Tevens was aanwezig, met toestemming van het hof en met instemming van partijen, de dochter van de grootmoeder, [de tante] (hierna te noemen: de tante).
Mr. Fridsma heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader heeft een affectieve relatie gehad met [de moeder] (hierna te noemen: de moeder). Uit deze relatie zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2017 te [plaats C] , en
- [kind 2] , [in] 2020 te [plaats C] .
[kind 1] en [kind 2] worden hierna gezamenlijk ook ‘’de kinderen’’ genoemd.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder was van rechtswege belast met het gezag over de kinderen. De moeder is [in] 2023 overleden.
3.2
De moeder is gehuwd geweest met [X] (hierna te noemen: [X] ) van [datum] 2006 tot 7 december 2016. Tijdens dit huwelijk zijn geboren:
- [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] ), geboren [in] 2013 te [plaats D] ;
- [kind 4] (hierna te noemen: [kind 4] ), geboren [in] 2014 te [plaats C] , en
- [kind 5] (hierna te noemen: [kind 5] ), geboren [in] 2015 te [plaats C] .
De moeder en [X] hadden het gezamenlijk gezag over deze kinderen. Sinds het overlijden van de moeder heeft [X] alleen het gezag over [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] .
Over de afstamming en het gezag over [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] lopen meerdere procedures bij de rechtbank. Bij beschikking van 23 oktober 2023 heeft de rechtbank mr. M.J. van der Loo, kantoorhoudende te Haarlem, benoemd tot bijzondere curator over [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] (kenmerk C/15/344616 / FA RK 23/4733).
3.3
Tijdens de relatie van de vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: ouders) woonde de moeder in [plaats B] en de vader in [plaats A] .
3.4
De grootmoeder is na het overlijden van de moeder verhuisd naar de woning waar de moeder woonde in [plaats B] en woont hier thans met de kinderen. Ook [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] wonen bij de grootmoeder in [plaats B] .
3.5
De vader heeft op 5 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, tot het vaststellen van een contactregeling, het vaststellen van een informatie- en consultatieregeling en tot het geven van een gebod aan de grootmoeder tot het in ontvangst nemen van cadeaus (zaaknummer C15/344598 / FA RK 23-4720).
3.6
De vader heeft tevens op 5 oktober 2023 bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) voor de duur van de bodemprocedure verzocht een omgangs/contactregeling vast te stellen tussen hem en [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 1] en [kind 2] . Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 1 december 2023 is als provisionele voorziening een tijdelijke contact- en omgangsregeling tussen de vader en [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 1] en [kind 2] vastgesteld, inhoudende:
- de vader en de vijf kinderen hebben wekelijks op woensdag om 17:00 uur (Nederlandse tijd) en op zondag om 10:00 uur (Nederlandse tijd) contact met elkaar via Facetime/videobellen, waarbij de vader hen belt via de telefoon van de grootmoeder;
- de vader zal aanwezig zijn bij het verjaardagsfeest van [kind 2] [datum] 2023, waarbij de grootmoeder hem tijdig zal informeren over de locatie en het tijdstip van het feest;
- vanaf zaterdag 16 december 2023 zullen de vijf kinderen om de week op zaterdag bij de vader zijn van 12:00 uur tot 17:00 uur, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.8 (hof: van de beschikking van 1 december 2023) is overwogen.
Verder is, tot nader wordt beslist, een informatieregeling vastgesteld inhoudende dat de grootmoeder de vader eenmaal per maand schriftelijk informeert over de vijf kinderen, onder meer hoe het gaat op school, hun gezondheid, sport en overige interesses, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.9 (hof: van de beschikking van 1 december 2023) is overwogen (zaaknummer C/15/344610 / FA RK 23-4730).
3.7
Bij beschikking van 7 juni 2023 heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, de grootmoeder belast met de voogdij over de kinderen (zaaknummer C/15/340118 / FA RK 23-2407).
De vader heeft van deze beschikking hoger beroep ingesteld, welke zaak gelijktijdig (maar niet gevoegd) met de onderhavige zaak door het hof is behandeld (zaaknummer 200.331.878/01). Bij beschikking van heden heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 7 juni 2023 bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.8
De vader is Brits burger. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, de grootmoeder belast met de voogdij over de kinderen.
4.2
De vader verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking en uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de raad alsnog af te wijzen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
4.4
De grootmoeder verzoekt, zo begrijpt het hof, in principaal hoger beroep, de vader niet ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De grootmoeder verzoekt, zo begrijpt het hof, in incidenteel hoger beroep, de raad alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn (inleidende) verzoek.
4.5
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep het verzoek van de grootmoeder toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het incidenteel hoger beroep
5.1
Het hof ziet aanleiding allereerst het verzoek van de grootmoeder in incidenteel hoger beroep te bespreken.
De standpunten
5.2
De grootmoeder voert in incidenteel hoger beroep het volgende aan. De rechtbank heeft bij beschikking van 7 juni 2023 reeds beslist op het verzoek van de raad strekkende de grootmoeder te belasten met de voogdij over de kinderen. Daardoor bestond geen belang meer bij behandeling van het verzoekschrift van de raad, locatie Haarlem, tevens inhoudende de grootmoeder te belasten met de voogdij over de kinderen. De rechtbank had daarom de raad niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De grootmoeder verzoekt het hof dit alsnog te doen.
5.3
De vader voert in incidenteel hoger beroep aan dat de grootmoeder, voor zover hij begrijpt, een beroep doet op artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vader volgt de visie van de grootmoeder zodat hij daartegen geen verweer wenst te voeren. Het verzoek van de grootmoeder in incidenteel hoger beroep kan dan ook worden toegewezen, aldus de vader.
De beoordeling
5.4
Uit de stukken in het dossier is gebleken dat op 29 maart 2023 de raad, locatie Den Haag, een verzoekschrift heeft ingediend bij de rechtbank Den Haag strekkende tot benoeming van de grootmoeder tot voogd over de kinderen. Omdat ten tijde van het overlijden van de moeder, [in] 2023, de woonplaats van de kinderen ingevolgde artikel 1:12 BW in [plaats B] gelegen was, heeft de rechtbank Den Haag zich op grond van artikel 265 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) onbevoegd verklaard van het verzoekschrift kennis te nemen (zaaknummer C/09/642568 / FA RK 23-992). De zaak is door de rechtbank Den Haag verwezen naar de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 7 juni 2023, op verzoek van de raad, locatie Den Haag, de grootmoeder belast met de voogdij over de kinderen (zaaknummer C/15/340118 / FA RK 23-2407). Vanwege miscommunicatie binnen de rechtbank heeft de rechtbank bij beschikking van 6 juli 2023, nogmaals op het verzoek van de raad, kennelijk in de veronderstelling dat de raad locatie Haarlem een verzoek had ingediend, beslist en de grootmoeder voor de tweede keer belast met de voogdij over de kinderen (zaaknummer C/15/340315 / FA RK 23/2489).
5.5
Het hof overweegt als volgt. Het strafrecht kent de term ‘’ne bis in idem’’, inhoudende dat iemand niet twee keer kan worden vervolgd of gestraft voor hetzelfde feit. Het burgerlijk procesrecht kent in het geschreven recht geen algemene regel die een herhaling van procedures verbiedt. In de conclusie van de Procureur-Generaal E.M. Wesseling-van Gent bij de HR 14 oktober 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:826) komt naar voren dat, indien het gezag van gewijsde geen uitkomst biedt, gezocht dient te worden naar een ‘’ongeschreven’’ oplossing die aansluit bij de regeling van het gezag van gewijsde. Aan het leerstuk van het gezag van gewijsde ligt namelijk het idee ten grondslag dat de procesorde niet is gediend bij meerdere beslissingen over een en hetzelfde geschilpunt. Een herhaalde procedure kan in strijd zijn met een goede procesorde, misbruik van procesrecht opleveren of stranden op een gebrek aan belang (artikel 3:303 BW). Het hof overweegt dat, omdat de rechtbank reeds bij beschikking van 7 juni 2023 de grootmoeder met de voogdij over de kinderen heeft belast en daarmee het geschil heeft afgedaan, geen belang meer bestaat bij een tweede beslissing over het gezag. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen, omdat reeds op het verzoek van de raad is beslist.
Het principaal hoger beroep
5.6
Omdat het hof in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking vernietigt behoeft het verzoek van de vader in principaal hoger beroep geen bespreking meer. Het hof wijst daarom het verzoek van de vader in principaal hoger beroep af.
5.7
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal hoger beroep:
wijst af het verzoek van de vader.
In incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 6 juli 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, team familie- en jeugdrecht (locatie Haarlem), ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 5 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.