Op 5 maart 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 augustus 2023. De zaak betreft een woningoverval waarbij de verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd met een nepvuurwapen. Het slachtoffer werd fysiek mishandeld en vastgebonden, wat leidde tot ernstige psychische gevolgen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, maar het hof legde een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte had eerder onherroepelijk voor soortgelijke delicten een straf opgelegd gekregen, maar zijn aandeel in deze zaak werd als kleiner beoordeeld dan dat van zijn medeverdachte. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor een totaalbedrag van € 14.875,00, bestaande uit materiële en immateriële schade, en legde de verplichting op om dit bedrag te vergoeden. De vordering tot schadevergoeding werd voor het overige afgewezen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en bepaalde de aanvangsdatum van de wettelijke rente.