In deze zaak gaat het om de gevolgen van een te vroege inschrijving van een echtscheidingsbeschikking. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in september 2022 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2022, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De man, verweerder in hoger beroep, heeft de beschikking op 15 februari 2022 openlijk bekendgemaakt en op 17 februari 2022 betekend op het adres van de voormalig echtelijke woning. De vrouw stelt dat zij nooit op dat adres heeft gewoond en dat de man de beschikking doelbewust voor haar heeft achtergehouden. Het hof moet beoordelen of de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep, gezien de termijn van drie maanden na betekening van de beschikking. Het hof concludeert dat de betekening niet rechtsgeldig is geschied, omdat de man wist dat de vrouw niet op het betekende adres verbleef. Hierdoor is de beroepstermijn niet gaan lopen, en is de vrouw tijdig in hoger beroep gekomen. Daarnaast oordeelt het hof dat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 14 juni 2022 niet rechtsgeldig is, omdat deze is ingeschreven voordat de beschikking in kracht van gewijsde was gegaan. Het hof stelt partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de rechtsgevolgen van deze inschrijving en houdt verdere beslissingen aan.