ECLI:NL:GHAMS:2024:460
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlenging van de alimentatieverplichting na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van het verzoek van de vrouw tot verlenging van de alimentatieverplichting door de man. De vrouw, die in 2018 met de man in Suriname was getrouwd, verzocht om verlenging van de partneralimentatie van € 2.188,23 voor de duur van haar studie, die naar verwachting in 2025 zou eindigen. De man had eerder alimentatie betaald van 17 december 2020 tot 28 maart 2022, maar de rechtbank had het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat de alimentatieverplichting van rechtswege was geëindigd na de helft van de duur van het huwelijk.
Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de beëindiging van de alimentatie onredelijk zou zijn, en dat haar keuze om een voltijdse studie te volgen na de echtscheiding niet het gevolg was van een gezamenlijke beslissing tijdens het huwelijk. De vrouw had eerder fulltime gewerkt en had de mogelijkheid om terug te keren naar Suriname, waar zij ook familie had. Het hof concludeerde dat de vrouw zelf verantwoordelijk was voor de gevolgen van haar keuze om te studeren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verlenging van de alimentatie rechtvaardigden.
De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het verzoek van de vrouw af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor alimentatiegerechtigden om aan te tonen dat beëindiging van de alimentatie onredelijk zou zijn, vooral in situaties waar de alimentatieverplichting van rechtswege eindigt na een bepaalde termijn.