ECLI:NL:GHAMS:2024:438

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
23-001885-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2023. De verdachte, geboren in Nigeria in 1996, was gedetineerd en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen, waarbij de eerste diefstal op 16 september 2022 plaatsvond en gepaard ging met geweld tegen een beveiliger, en de tweede op 15 maart 2023. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de rechtbank vernietigd moest worden, omdat het geen opsomming van bewijsmiddelen bevatte en het hof tot een andere beslissing kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan beide feiten, waarbij het hof oordeelde dat de diefstal van de zalm en tonijn, die aan winkelbedrijf [winkel01] toebehoorden, werd voorafgegaan door geweld tegen [slachtoffer01]. De verdachte werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van één jaar, met aftrek van het voorarrest, in plaats van de twee jaar die de rechtbank eerder had opgelegd. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als veelpleger en de impact van zijn daden op de samenleving, de oplegging van de maatregel rechtvaardigden. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen, omdat deze reeds waren geëxecuteerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001885-23
datum uitspraak: 27 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-075676-23, 13-118624-22 (TUL), 13-232850-21 (TUL) en 18-203334-21 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( Nigeria ) op [geboortedatum01] 1996,
thans gedetineerd in [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere verpakkingen zalm en/of tonijn, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel01] (locatie: [adres02] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer01] in zijn pols en/of hand, althans zijn lichaam, te bijten;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere kranen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel02] (locatie: [adres03] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, nu het vonnis geen opsomming van de bewijsmiddelen bevat en het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijs

Nu door of namens de verdachte geen bewijsverweer is gevoerd, zal het hof volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2024.
Ten aanzien van feit 1:- een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022195794-3 van 16 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01]
(voorgeleidingsdossier deel 1, doorgenummerde pagina's 6-11);
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022195794-10 van 10 februari 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant03] (voorgeleidingsdossier deel 1, doorgenummerde pagina's 18-20).
Ten aanzien van feit 2:- een proces-verbaal van aangifte met nummer 230315-183-667 van 15 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant04] (voorgeleidingsdossier deel 2, doorgenummerde pagina's 5-8);
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023058701-10 van 16 maart 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant05] (voorgeleidingsdossier deel 2, doorgenummerde pagina's 9-17).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 september 2022 te Amsterdam verpakkingen zalm en tonijn, die aan winkelbedrijf [winkel01] (locatie: [adres02] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer01] in zijn pols te bijten;
2.
hij op 15 maart 2023 te Amsterdam kranen, die aan winkelbedrijf [winkel02] (locatie: [adres03] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van de ISD-maatregel

De rechtbank heeft aan de verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van twee jaren opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet moet worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw het hof verzocht de ISD-maatregel voor maximaal één jaar op te leggen, met aftrek van het voorarrest. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de reclasseringsrapportage van 26 mei 2023 verkeerde informatie bevat, waaronder de stelling dat de verdachte onrechtmatig in Nederland verblijft en dat er daarom geen behandelaanbod voor hem is. De reclasseringsrapportage van 16 januari 2024 is grotendeels een kopie van het eerdere rapport en voegt geen nieuwe informatie toe. In de omgeving van Ter Apel, waar de gemeente vaker te maken krijgt met mensen zonder een verblijfsstatus, zijn waarschijnlijk wel voorzieningen voor de verdachte beschikbaar. De verdachte wordt nu geconfronteerd met een kale opsluiting van twee jaren, terwijl hij nooit de kans heeft gehad om een minder verstrekkend traject met de reclassering, in de vorm van bijzondere voorwaarden, aan te gaan. Het recidiverisico kan worden beperkt indien de verdachte een kans krijgt om naar Ter Apel te gaan, waar hij onderdak kan krijgen en in zijn behoeftes kan worden voorzien. De verdachte wil een beter leven leiden en belooft geen drugs of alcohol meer te gebruiken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft in dit verband het volgende (cursief) overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Dit zijn hinderlijke feiten die veel overlast veroorzaken voor de gedupeerde winkeliers. Het meest laakbare aan deze diefstallen is dat bij één winkeldiefstal geweld is gebruikt tegen een beveiliger van de winkel, verdachte heeft deze beveiliger in zijn pols gebeten en hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 26 mei 2023, opgemaakt door [naam01] . Dit rapport houdt — zakelijk weergegeven — onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft ten aanzien van zijn delictverleden gehandeld uit financieel gewin. Het ontbreekt hem aan werk en daardoor inkomsten om zo zichzelf te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. Daarbij bestaat het vermoeden dat verdovende middelengebruik een rol speelt in zijn delictgedrag. Betrokkene staat inmiddels geregistreerd als veelpleger en voldoet aan de harde criteria van de ISD-maatregel. Betrokkene laat weten niet terug te kunnen keren naar zijn geboorteland Nigeria en veel traumatische herinneringen te hebben aan de tijd dat hij in Nigeria heeft gewoond. Betrokkene zou niet meer welkom zijn in het dorp waar zijn familie woonachtig is omdat hij homoseksueel is. Dit wordt niet geaccepteerd binnen zijn cultuur. Betrokkene laat meerdere malen weten te vrezen voor zijn leven en dat terugkeer naar Nigeria geen optie voor hem is. Hij gaat dan ook in bezwaar tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Betrokkene leidt vooralsnog een instabiel leven in Nederland waardoor het recidiverisico onverminderd hoog blijft. Hij was niet eerder bekend bij de reclassering. Uitgangspunt voor een reclasseringstraject is dat dit gericht moet zijn op re-integratie binnen de Nederlandse samenleving. In onderhavige casus ziet de reclassering hiertoe geen aanknopingspunten daar betrokkene momenteel onrechtmatig in Nederland verblijft. In uitzonderlijke situaties kunnen interventies worden uitgezet gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Echter in onderhavige casus, waarbij betrokkene niet wil terugkeren naar Nigeria, is uitvoering geven aan een dergelijke interventie niet mogelijk. Betrokkene kan ook geen aanspraak maken op de sociale voorzieningen en een adequaat hulpverleningsaanbod in Nederland. Vanuit de reclassering kan betrokkene, gelet op het voorgaande, geen aanbod worden gedaan ter voorkoming van recidive, derhalve voldoet hij ook aan de zachte ISD-criteria. Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke 1SD-maatregel.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 7 juni 2023 [naam01] , reclasseringswerker, als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft de inhoud van het rapport bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Op de zitting is onder meer besproken of de reclassering toch wel iets voor verdachte kan betekenen nu hij in beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en momenteel dus rechtmatig in Nederland verblijft. Mevrouw [naam01] heeft aangegeven dat de reclassering in dat geval mogelijk iets voor hem kan betekenen en dat de ISD-maatregel mogelijk ook een andere invulling kan krijgen.
Het hof heeft kennisgenomen van het adviesrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 16 januari 2024 waarin onder meer naar voren komt dat de omstandigheden van de verdachte onveranderd zijn gebleven omdat hij nog steeds geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen.
Het hof heeft op de terechtzitting van 13 februari 2024 [naam02] en [naam03], reclasseringsmedewerkers, als getuigen-deskundige gehoord. De verdachte loopt in een asielprocedure waardoor hij vooralsnog rechtmatig in Nederland verblijft, maar de reclassering kan geen interventies inzetten zolang hij geen verblijfsvergunning heeft. Er is contact geweest met de IND die bevestigt dat de verdachte momenteel geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. De verdachte kan alleen rechten ontlenen aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2024 blijkt dat de verdachte gedurende vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten tenminste driemaal ter zake van een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit arrest bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapporten van de reclassering, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte kan bovendien worden aangemerkt als een zeer actieve veelpleger, tegen wie over een periode van vijf jaren processen-verbaal zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan tenminste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de aard en het aantal van de door de verdachte begane soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat aan de verdachte de ISD-maatregel moet worden opgelegd. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel omdat niet alleen aan de harde criteria, maar ook aan de zogenoemde zachte criteria is voldaan doordat de reclassering erbij is gebleven geen mogelijkheden te zien om de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden te begeleiden nu hij geen verblijfsvergunning heeft en dus geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. Er is dus geen redelijk alternatief voor de maatregel. Intussen heeft de verdachte inmiddels al wel bijna een jaar in voorlopige hechtenis doorgebracht, hetgeen in het kader van proportionaliteit van de maatregel in ogenschouw moet worden genomen. De – legale of illegale – status van de verdachte en de mogelijkheden die de reclassering en/of het COA bieden voor begeleiding en ondersteuning van de verdachte zijn in die periode niet steeds even helder voor het voetlicht gekomen. Feitelijke tenuitvoerlegging van de maatregel zou bovendien in hoofdzaak gericht zijn op terugkeer naar het land van herkomst (“repatriëring met zachte landing”) en niet op terugkeer van de verdachte in de Nederlandse maatschappij, terwijl het doel van beschermen van de samenleving ook wezenlijk gediend is bij oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest. Het hof zal, in het licht van het voorgaande, het subsidiaire standpunt van de raadsvrouw volgen en dienovereenkomstig beslissen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-118624-22

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren. In eerste aanleg is deze vordering door de rechtbank afgewezen omdat aan de verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verzocht het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de voorwaardelijke straf inmiddels is geëxecuteerd.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022, parketnummer 13-118624-22, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu deze reeds geëxecuteerd is.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-232850-21

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negentien dagen met een proeftijd van twee jaren. In eerste aanleg is deze vordering door de rechtbank afgewezen omdat aan de verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verzocht het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de voorwaardelijke straf inmiddels is geëxecuteerd.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2022, parketnummer 13-232850-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu deze reeds geëxecuteerd is.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18-203334-21

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen met een proeftijd van twee jaren. In eerste aanleg is deze vordering door de rechtbank afgewezen omdat aan de verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verzocht de vordering af te wijzen gelet op de gevorderde ISD-maatregel.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Toewijzing van de vordering acht het hof om die reden niet opportuun.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde maatregel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-118624-22.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-232850-21.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 12 mei 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2022, parketnummer 18-203334-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2024.
mr. A.E. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]