ECLI:NL:GHAMS:2024:436

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
23-002668-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer van cocaïne met verwerping beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting op 15 februari 2024 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij stelde dat hij onder druk was gezet om de drugs te smokkelen en dat hij geen andere keuze had. De advocaat-generaal heeft echter betoogd dat dit verweer onvoldoende onderbouwd was en dat de verdachte zelf financiële problemen had en actief had gevraagd om geld voor een vliegticket naar Nederland. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat het beroep op psychische overmacht niet aannemelijk was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden gehandhaafd, met de opmerking dat de strafmotivering van de rechtbank adequaat was en in lijn met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002668-23
datum uitspraak: 29 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-141159-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1990,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • de overweging van de rechtbank met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte vervangt;
  • de strafmotivering aanvult in reactie op hetgeen is aangevoerd in hoger beroep.

Strafbaarheid van de verdachte

Namens de verdachte is door zijn raadsvrouw een beroep gedaan op psychische overmacht. Gelet op de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring kon van hem niet redelijkerwijs worden gevergd dat hij tegen de op hem uitgeoefende druk weerstand bood, zodat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte geen beroep op psychische overmacht toekomt, omdat de verdediging het verweer onvoldoende heeft onderbouwd en dit scenario ook onvoldoende aannemelijk is geworden.
De verdachte heeft ter terechtzitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, verklaard dat hij als [baan] werkzaam was bij een [bedrijf] en dat hij met de man van de [bedrijf] boodschappen is gaan doen in Paramaribo. Vervolgens is de man doorgereden naar een reisbureau en heeft daar zonder zijn medeweten voor hem een vliegticket naar Nederland gekocht. Hierna is hij door de man meegenomen naar een appartement, waar hem is verteld dat hij een pakketje naar Nederland moest brengen en dat hij dit niet kon weigeren, omdat het vliegticket al was betaald. Hij moest in het appartement blijven tot zijn vertrek de volgende dag en mocht niet naar huis en niet bellen en voelde zich onder druk gezet en in de gaten gehouden. Het hof acht dit door de verdachte geschetste scenario niet aannemelijk geworden. Hierbij is van belang dat de verdachte bij de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard dat hij financiële problemen had, dat hij aan de man van de [bedrijf] heeft gevraagd of hij geld kon lenen voor een vliegticket, omdat hij naar zijn gezin in [land] wilde, en dat de man van de [bedrijf] hem toen heeft gezegd dat hij kosteloos kon afreizen en geld kon verdienen als hij cocaïne mee wilde nemen. Hij heeft voorts verklaard dat hij van de man 2000 euro heeft gekregen, dat hij daarvan het vliegticket heeft betaald en dat hij het wisselgeld aan de man heeft teruggegeven. Bij de gelegenheid van dit verhoor heeft de verdachte niet ter sprake gebracht dat hij zomaar is vastgehouden in een appartement en dat hij daar dusdanig onder druk is gezet, dat hij geen andere keuze had dan het smokkelen van verdovende middelen. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij dat toen niet heeft gezegd, omdat de Koninklijke Marechaussee hier niet naar heeft gevraagd en hij enkel antwoord heeft gegeven op de vragen. Uit het verhoor blijkt echter dat de Koninklijke Marechaussee uitdrukkelijk aan de verdachte heeft gevraagd wat de reden voor zijn reis was. Bovendien kan de verdachte niet uitleggen waarom de verklaring van de verdachte ter zitting, bijvoorbeeld op het punt van de aanschaf van het vliegticket, anders is dan de verklaring die hij bij de Koninklijke Marechaussee heeft afgelegd.
Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Er is ook verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

Aanvullende strafmotivering

Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden en met de daarvoor gegeven motivering. Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd in hoger beroep met betrekking tot de strafmaat is niet van zodanige aard dat dit aanleiding geeft om af te wijken van de straffen die in soortgelijke gevallen volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. D.A.C. Koster en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 februari 2024.