In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 een eindarrest gewezen in hoger beroep, waarbij Legalitas B.V. als appellante optrad tegen een niet verschenen geïntimeerde. De zaak betreft de vraag of een beding in de overeenkomst tussen Legalitas en de geïntimeerde voldoet aan het transparantievereiste zoals neergelegd in artikel 4, lid 2 van Richtlijn 93/13. Dit arrest volgt op een eerder tussenarrest waarin Legalitas de gelegenheid kreeg om te reageren op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 (zaak C-395/21). Het hof oordeelt dat Legalitas aan het transparantievereiste heeft voldaan, omdat in de overeenkomst duidelijke informatie is verstrekt over de te verlenen diensten en de bijbehorende kosten. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering van Legalitas tot betaling van haar facturen toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kosten van de procedure in eerste aanleg komen ten laste van Legalitas, terwijl de kosten van het hoger beroep voor rekening van de geïntimeerde komen. Het arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.