ECLI:NL:GHAMS:2024:412

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
200.303.015/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bancaire relatie en opname in interne waarschuwingslijst wegens witwassen en financiering van terrorisme

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de bancaire relatie tussen Rose Telecom Company B.V. en ABN AMRO Bank N.V. Rose Telecom, een onderneming die zich bezighoudt met de groothandel in elektronische communicatieapparatuur, had een bankrekening bij ABN AMRO sinds 2018. De bank heeft de relatie opgezegd en Rose Telecom voor vijf jaar opgenomen in haar interne waarschuwingslijst met betrekking tot witwassen en financiering van terrorisme. Rose Telecom heeft de voorzieningenrechter verzocht om de bankrelatie te herstellen en de opname in de waarschuwingslijst ongedaan te maken, maar haar vorderingen werden afgewezen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het klantenonderzoek dat ABN AMRO had uitgevoerd. De bank had geen duidelijkheid gekregen over het verdienmodel en de bedrijfsvoering van Rose Telecom, en er waren zorgen over de integriteit van de onderneming. Het hof oordeelde dat ABN AMRO gerechtigd was om de bancaire relatie te beëindigen, gezien de risico's die gepaard gingen met de activiteiten van Rose Telecom en de betrokkenheid bij een verhoogd risicoland, de Verenigde Arabische Emiraten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en stelde Rose Telecom in het ongelijk, waarbij het ook de proceskosten aan ABN AMRO toekende.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.303.015/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/705340 / KG ZA 21-655
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 februari 2024
inzake
ROSE TELECOM COMPANY B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
appellante,
advocaat: mr. A. Taheri-Bhajan te Rotterdam,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. Jagt te Amsterdam.
Partijen worden hierna Rose Telecom en ABN AMRO genoemd.

1.De zaak in het kort

ABN AMRO heeft de bancaire relatie met Rose Telecom opgezegd en haar voor de duur van vijf jaar opgenomen in de interne waarschuwingslijst van ABN AMRO met betrekking tot witwassen en financiering van terrorisme. Rose Telecom meent dat de bancaire relatie moet worden hersteld en dat zij van de interne waarschuwingslijst moet worden verwijderd. De voorzieningenrechter heeft haar vorderingen afgewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Rose Telecom is bij dagvaarding van 17 november 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2021, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Rose Telecom als eiseres en ABN AMRO als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties, en
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 9 juni 2023 doen toelichten door hun advocaten voornoemd, ieder aan de hand van spreekaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
Rose Telecom heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en (alsnog), uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van ABN AMRO tot voldoening van de kosten van beide instanties en tot ongedaanmaking van alle prestaties die op basis van het bestreden vonnis zijn verricht.
ABN AMRO heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met –
uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Rose Telecom in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Feiten

3.1.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen zij neer op het volgende.
3.2.
Rose Telecom, opgericht op 24 april 2015, houdt sinds 9 juli 2018 een bankrekening aan bij ABN AMRO. Volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel houdt zij zich bezig met de groothandel in elektronische communicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen en met de groothandel in mobiele telefoons.
3.3.
In de Algemene Voorwaarden van ABN AMRO van 1 maart 2017 (hierna: de ABV) is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

Artikel 2 – Zorgplicht
Wij hebben een zorgplicht. U bent ook zorgvuldig tegenover ons en u mag van onze dienstverlening geen misbruik maken.
1. Wij zijn bij onze dienstverlening zorgvuldig en houden hierbij zo goed mogelijk rekening met uw belangen. Dit doen wij op een manier die aansluit bij de aard van de dienstverlening. Deze belangrijke regel geldt altijd (…)
2. U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. U werkt eraan mee dat wij onze dienstverlening correct kunnen uitvoeren en aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Hiermee bedoelen wij niet alleen onze verplichtingen tegenover u, maar bijvoorbeeld ook verplichtingen die wij in verband met onze dienstverlening aan u hebben tegenover toezichthouders of fiscale of andere (nationale, internationale of supranationale) autoriteiten.
U geeft ons, als wij daarom vragen, de informatie en documentatie die wij daarvoor nodig hebben. Als het u duidelijk moet zijn dat wij die informatie of documentatie nodig hebben, geeft u die uit uzelf.
U mag onze diensten of producten alleen gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld en hiervan geen misbruik (laten) maken. Denkt u bij misbruik bijvoorbeeld aan strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ons of onze reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
(…)
Artikel 35 – Opzegging van de relatie
U kunt de relatie opzeggen. Wij kunnen dit ook. (…)
1. U kunt de relatie tussen u en ons opzeggen. Wij kunnen dit ook. Het is daarvoor niet nodig dat u in verzuim bent met de nakoming van een verplichting. Wij houden ons bij opzegging aan onze zorgplicht als genoemd in artikel 2 lid 1 ABV. Als u ons vraagt waarom wij de relatie opzeggen, dan laten wij u dat weten.
2. Opzegging betekent dat de relatie en alle lopende overeenkomsten worden beëindigd. (…)
3. Als er voor de beëindiging van een overeenkomst voorwaarden gelden, zoals een opzegtermijn, worden die nageleefd. Tijdens de afwikkeling van de relatie en de beëindigde overeenkomsten blijven alle toepasselijke voorwaarden van kracht.’
3.4.
Bij brief van 15 oktober 2020 aan Rose Telecom heeft ABN AMRO (onder meer) bericht dat zij als bank verplicht is voortdurend klantenonderzoek te doen en dat zij zich tot het uiterste moet inspannen om over actuele persoons- en contactgegevens van haar klanten te beschikken (te weten wat voor werkzaamheden die klanten verrichten), de activiteiten op haar rekeningen te kunnen verklaren en dat zij zich een beeld moet kunnen vormen van de integriteit van haar actieve en inactieve klantrelaties. In dat kader heeft zij een groot aantal vragen gesteld aan Rose Telecom, met het verzoek hierop voor 2 november 2020 te antwoorden.
3.5.
Bij brief van 30 oktober 2020 heeft Rose Telecom de vragen van ABN AMRO beantwoord. Bij die brief was een aantal bijlagen gevoegd. In deze brief heeft Rose Telecom vermeld dat zij een ‘reservebank’ heeft in Duitsland.
3.6.
Bij brief van 4 maart 2021 heeft ABN AMRO Rose Telecom een groot aantal aanvullende vragen gesteld. Ook is verzocht om toezending van een aantal stukken. Verzocht is de gevraagde informatie en documentatie voor 22 maart 2021 te verstrekken.
3.7.
Bij brief van 19 maart 2021 heeft Rose Telecom de vragen van ABN AMRO beantwoord. Bij die brief was een aantal bijlagen gevoegd.
3.8.
In de inleidende dagvaarding (onder 59) heeft Rose Telecom de vragen uit de brief van 4 maart 2021 die specifiek op het verdienmodel van Rose Telecom zien, en de antwoorden daarop uit de brief van 19 maart 2021, als volgt samengevoegd weergegeven:
‘“De bank verzoekt u om uw verdienmodel nader en uitgebreid toe te lichten en uw toelichting te onderbouwen met relevante documentatie en/of andere gegevens (zoals, doch niet uitsluitend, samenwerkingsovereenkomsten ,inkoop-, verkoop- en leveringsvoorwaarden). Bespreek in uw beantwoording in ieder geval de volgende elementen:
i. Wat is de reden dat de vennootschap het grootste deel van de mobiele telefoons importeert uit Dubai?
‘Levertijd en voorraad is bij onze leveranciers altijd gunstig.’
ii. Waarop baseert de vennootschap haar keuze en volume tot het importeren van de mobiele telefoons en in welke verhouding staat deze keuze tot de (verwachte) afzet?
‘Wij hebben al jaren kennis opgebouwd in deze branche.’
iii. Wat bepaalt de omvang van de minimaal noodzakelijke voorraad en welke maatregelen neemt de vennootschap om financiële verliezen hierop te beperken?
‘Wij werken niet met minimale noodzakelijke voorraden.’
iv. Hanteert de vennootschap inkoop- en leveringsvoorwaarden?
● Zo ja, welke voorwaarden zijn er van toepassing m.b.t. inkopen van de
leverancier(s)?”
● ZZ Zo nee, wat is de reden dat er geen voorwaarden worden gehanteerd?
‘Ja, met alle afnemers hebben wij afspraken voor leveringen. Alles wordt CIF afgeleverd, dat wil zeggen dat de leverancier verantwoordelijk is voor de zending tot aan de levering in Nederland bij onze inklaarder.’
v. Hanteert de vennootschap verkoop- en leveringsvoorwaarden?
● Zo ja, welke voorwaarden er van toepassing m.b.t. verkopen aan afnemer(s)?
● ZZ Zo nee, wat is de reden dat er geen voorwaarden worden gehanteerd?
‘Ja, met afnemers gelden ook afspraken voor leveringen. Wij zijn verantwoordelijk tot aan de levering aan de klant.’
vi. Welke voorwaarden er van toepassing zijn met uw logistieke dienstverleners Mission Freight B.V. en L&A Freight B.V. De bank verzoekt u een kopie bij te sluiten van de door alle partijen ondertekende (samenwerkings)overeenkomst.”
‘Mission Freight is al jaren onze vaste inklaarder, hier is een inklaringsmachtiging voor afgegeven. L&A heeft een contract met onze leverancier, wij betalen enkel de handeling fee van hun.’
3.9.
Bij brief van 29 april 2021 heeft ABN AMRO de bancaire relatie met Rose Telecom beëindigd tegen 29 juni 2021 (hierna ook: de opzeggingsbrief). In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
‘Naar aanleiding van het klantenonderzoek en de daarbij door u aangeleverde informatie en documentatie heeft de bank geen duidelijkheid gekregen over uw verdienmodel, uw bedrijfsvoering en de financiële status van de vennootschap. Daarnaast heeft de bank geen enkele vorm van documentatie ontvangen waaruit blijkt dat de vennootschap en haar uiteindelijk belanghebbende(n) (hierna: UBO’s) en bestuurders geen onderwerp (meer) zijn van verder(e) strafrechtelijk onderzoek en/of strafrechtelijke vervolging. Het gebrek aan informatie en inzicht brengt voor de bank niet in te schatten risico’s met zich mee. Hierdoor kan de bank niet aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen voldoen. Dit soort risico’s kan en mag de bank niet aanvaarden. De bank kan dientengevolge niet uitsluiten dat de gelden op onrechtmatige wijze zijn verkregen of dat de producten en diensten op oneigenlijke wijze worden gebruikt. Om deze redenen wordt de bancaire relatie met de vennootschap beëindigd.
(…)
In verband met een gebrek aan informatie en de beëindiging van de relatie, zal de bank de gegevens van de vennootschap opnemen in haar interne waarschuwingslijst met betrekking tot witwassen en financiering van terrorisme. (…) Plaatsing in dit register heeft tot doel te voorkomen dat opnieuw een relatie met u wordt aangegaan zonder dat de risico’s gerelateerd aan een relatie met u zorgvuldig zijn beoordeeld en gemitigeerd. U zult dan ook – als u een nieuwe relatie met de bank wilt aangaan – aan een verscherpt klantenonderzoek worden onderworpen.’
3.10.
Later heeft ABN AMRO op verzoek van de gemachtigde van Rose Telecom de datum van beëindiging opgeschort tot 29 juli 2021.
3.11.
Nadat Rose Telecom dit kort geding had aangekondigd, heeft ABN AMRO de datum van beëindiging opnieuw opgeschort, uiteindelijk totdat in dit kort geding in eerste aanleg vonnis werd gewezen (20 oktober 2021).
3.12.
ABN AMRO heeft de betaalrekening per 20 december 2021 beëindigd.

4.Eerste aanleg

4.1.
De vorderingen van Rose Telecom, zoals weergegeven onder 3.1 van het bestreden vonnis, luiden als volgt:
‘primair:
I. ABN AMRO te gebieden de bankrelatie volledig te herstellen, op straffe van dwangsommen;
subsidiair:
II. ABN AMRO te gebieden de bankrelatie voor een periode van 60 dagen voort te zetten teneinde Rose Telecom in de gelegenheid te stellen elders een bankrelatie aan te gaan, op straffe van dwangsommen;
primair en subsidiair:III. ABN AMRO te gebieden om de registratie van Rose Telecom in haar interne waarschuwingssysteem te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van dwangsommen;
IV. ABN AMRO te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.’
4.2.
De beslissing van de voorzieningenrechter luidt als volgt:
‘5.1. gebiedt ABN AMRO de bankrelatie voor een periode van 60 dagen na vonnisdatum voort te zetten, teneinde Rose Telecom in de gelegenheid te stellen elders een bankrelatie aan te gaan,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de proceskosten aldus tussen partijen dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.’
4.3.
De kern van de overwegingen van de voorzieningenrechter om tot deze beslissing te komen, luidt als volgt:
‘4.13. (…) Rose Telecom heeft de vele argumenten en voorbeelden [van (volgens haar) ongebruikelijke transactie, hof] die ABN AMRO heeft gegeven met verve weersproken. Sommige heeft zij weten te weerleggen, andere niet. Feit blijft echter dat zij zaken doet in een integriteitsgevoelige sector, telecom, en met een verhoogd risicoland, de VAE [de Verenigde Arabische Emiraten, hof], waarbij het gaat om transacties van honderd duizenden of miljoenen euro’s en bedragen na binnenkomst vrijwel direct worden doorgeboekt naar buitenlandse rekeningen. Veel van haar afnemers, die in korte tijd substantiële bedragen hebben overgemaakt, bestaan inmiddels niet meer, hoewel zij pas geleden waren opgericht. Bij die afnemers blijkt het veelvuldig te gaan om cliënten van ABN AMRO met wie zij de bancaire relatie inmiddels heeft beëindigd vanwege een concreet risico van witwassen. Rose Telecom fungeert als tussengroothandel, maar is volgens onderzoek van ABN AMRO verlieslatend en technisch failliet. Op de vraag in de tweede brief waarom het bedrijf niettemin wordt voortgezet is geen antwoord gekomen.
4.14.
Ofschoon het goed mogelijk is dat Rose Telecom de witte raaf onder de telecom aanbieders zal blijken te zijn, kan het ABN AMRO niet worden verboden afscheid te nemen van een cliënt met een dergelijk risicoprofiel. Haar standpunt dat zij, onder meer vanwege de in 4.13 geschetste omstandigheden, nog steeds geen grip op de onderneming en het verdienmodel van Rose Telecom krijgt en daarmee onvoldoende in staat is om het integriteitsrisico te beoordelen, is niet onredelijk.
Mede gelet op de mogelijkheid voor Rose Telecom om via een Duitse bank zaken te blijven doen, is de opzegging dan ook niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en evenmin in strijd met de zorgplicht van de bank.
4.15.
Dit betekent dat de vorderingen onder I en III niet toewijsbaar zijn. Aangezien Rose Telecom pas met dit vonnis weet waar zij aan toe is en nu het risico van witwassen niet zo overduidelijk is dat de relatie geen dag langer kan duren, zal de subsidiaire vordering onder II worden toegewezen. Naar mag worden aangenomen zal ABN AMRO ook zonder dwangsom aan deze veroordeling voldoen.
4.16.
Daarmee worden partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, reden om de processkosten tussen hen te verrekenen zoals hierna is vermeld.’
4.4.
Rose Telecom komt met drie grieven in hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter en de daarvoor gegeven motivering. Deze grieven luiden, weergegeven in de woorden van Rose Telecom, als volgt:
‘GRIEF I
Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld en overwogen dat
A) (r.o. 4.1) de Bank niet ten tijde of vóór de beëindigingsbrief van 29 april 2021 ‘al haar kaarten’, lees: al haar gronden, vragen en zorgen, op tafel had moeten leggen en dat de Voorzieningenrechter bij diens beoordeling rekening mag houden met de (te laat ingebrachte) nadere stukken van de Bank. Dit doordat het naar het oordeel van de Voorzieningenrechter de Bank vrij staat om ook na de beëindiging beroep te doen op
nieuwe feiten en omstandigheden, mits die feiten en omstandigheden zich maar voor de beëindiging hebben voorgedaan.
B) (r.o. 1.2) aan het procesbelang van Rose voldoende tegemoet is gekomen door Rose de gelegenheid te bieden om zich schriftelijk te uiten omtrent de nieuwe standpunten en producties die de bank te laat heeft ingediend.
GRIEF II
A. Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk en in strijd met artikel 3 WWFT heeft de Voorzieningenrechter in 4.5 (in samenhang bezien met r.o. 4.6 tot en met 4.14.) geoordeeld en overwogen dat banken “op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s” hebben en dat zij “zoveel mogelijk [moeten] voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt.
B. Eveneens heeft de Voorzieningenrechter ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk in r.o. 4.5. (in samenhang bezien met r.o. 4.6 tot en met 4.14) overwogen dat “Het voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk [is] dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten” doordat “Als een bank een cliëntenonderzoek niet kan voltooien, zij de relatie met die klant [moet] beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwf).” en wel doordat de bank dan niet het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten kan overzien.
GRIEF III
a. Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk heeft de Voorzieningenrechter bij r.o. 4.14 geoordeeld dat “Ofschoon het goed mogelijk is dat Rose Telecom de witte raaf onder de telecom aanbieders zal blijken te zijn” het de Bank niet kan worden verboden om afscheid te nemen van een cliënt met een dergelijk risicoprofiel omdat de Bank ondanks hetgeen is overwogen in r.o. 4.13, geen grip op de onderneming en het verdienmodel van Rose Telecom heeft kunnen krijgen en daarmee onvoldoende in staat is om het integriteitsrisico te beoordelen, niet onredelijk is;
b. En dat de opzegging door de Bank mede gelet op de mogelijkheid voor Rose Telecom om via een Duitse bank zaken te blijven doen, niet onaanvaardbaar is naar de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid, noch in strijd met de zorgplicht van de bank.’
4.5.
Voor zover hier van belang, bevat nr. 66 van de memorie van grieven voorts nog de volgende grief:
‘de rechtbank heeft in het geheel niet gemotiveerd waarom er ondanks het feit dat het goed denkbaar is dat Rose de witte raaf onder de telecom aanbieder is, het de Bank toegestaan zou zijn om haar – voor zover zij alsnog tot beëindiging van de bankrelatie over zou mogen gaan – in het interne registratiesysteem van de Bank zou mogen opnemen.’

5.Beoordeling

Inleiding
5.1.
Het spoedeisend belang van Rose Telecom ligt besloten in de aard van de door haar ingestelde vorderingen.
5.2.
Het hof zal hierna, gelet op de aard van het kort geding, een voorlopige beslissing geven op basis van de kwesties die door de grieven aan de orde worden gesteld, voor zover deze kwesties voor de beslissing van het hof relevant zijn. Daarbij zal het hof zich zoveel mogelijk richten naar hetgeen de bodemrechter naar verwachting zal beslissen als de zaak aan de bodemrechter wordt voorgelegd.
Opzegging van de bancaire relatie
5.3.
Niet in geschil is dat ABN AMRO op grond van de overeenkomst met Rose Telecom, in samenhang met artikel 35 ABV, in beginsel bevoegd was de bancaire relatie met Rose Telecom te beëindigen.
5.4.
Indien een bank gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de bancaire relatie, moet de rechtsgeldigheid daarvan worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW en, indien (zoals in dit geval) daarop een beroep is gedaan, artikel 3:13 BW. Deze maatstaven brengen mee dat een opzegging op de voet van artikel 35 ABV niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die opzeggingsbevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de opzeggingsbevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, de bank naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. In dat verband is mede van belang dat artikel 2 lid 1 ABV voorschrijft dat ABN AMRO bij haar dienstverlening zorgvuldig is en hierbij zo goed mogelijk rekening houdt met de belangen van de klant, en dat artikel 35 lid 1 ABV voorschrijft dat ABN AMRO zich ook bij opzegging aan deze zorgplicht houdt (vgl. HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929,
ING/De Keijzer Beheer).
5.5.
ABN AMRO heeft opgezegd bij brief van 29 april 2021 tegen 29 juni 2021. Daarmee heeft zij een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen. Weliswaar stelt Rose Telecom dat zij de brief van 29 april 2021 niet heeft ontvangen, maar dat baat haar niet. ABN AMRO heeft de datum van beëindiging na 29 juni 2021 een aantal keren opgeschort. Daarmee is ABN AMRO voldoende aan het klantbelang van Rose Telecom tegemoetgekomen.
5.6.
Verder geldt het volgende. Het hof volgt Rose Telecom niet in haar betoog dat erop neerkomt dat een bank vragen moet blijven stellen en haar gehele onderzoeksdossier aan de klant moet verstrekken voordat zij tot opzegging mag overgaan. Evenmin geldt in algemene zin de eis dat een bank bewijs moet leveren dat de klant betrokken is (geweest) bij criminele activiteiten, of dat de bank moet aantonen dat er anderszins ‘onaanvaardbare en onacceptabele risico’s’ zijn, zoals Rose Telecom betoogt. Voldoende is dat de bank op een gerechtvaardigde grond opzegt, waarbij in beginsel de opzeggingsbrief leidend is.
5.7.
Voor de vraag wat de opgegeven reden is voor de opzegging, is niet beslissend hoe de letterlijke tekst van de opzeggingsbrief luidt. Het gaat om de betekenis die de klant in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de inhoud van de opzeggingsbrief mocht toekennen. Deze betekenis was hier, en dat is tussen partijen ook niet in geschil, dat ABN AMRO aanleiding zag de bancaire relatie met Rose Telecom op te zeggen omdat (a) zij naar aanleiding van het klantenonderzoek en de daarbij door Rose Telecom aangeleverde informatie en documentatie geen duidelijkheid had gekregen over het verdienmodel, de bedrijfsvoering en de financiële status van de vennootschap en (b) zij geen documentatie had ontvangen waaruit blijkt dat de vennootschap en haar uiteindelijk belanghebbenden en bestuurders geen onderwerp (meer) zijn van verder(e) strafrechtelijk onderzoek en/of strafrechtelijke vervolging.
5.8.
Rose Telecom wijst erop dat ABN AMRO kort voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg een groot aantal producties in het geding heeft gebracht. Zij meent dat ABN AMRO daarmee de opzeggingsgronden ten opzichte van de opzeggingsbrief op niet toelaatbare wijze heeft aangevuld. Dat betoog volgt het hof echter niet. ABN AMRO heeft in dit opzicht ook niet in strijd met de zorgplicht gehandeld. Anders dan Rose Telecom kennelijk meent, is haar ook niet de keuze onthouden of zij in de opzegging wilde berusten, dan wel het op een procedure wilde laten aankomen. ABN AMRO heeft lopende de procedure slechts de gronden van de opzegging, zoals vermeld in de opzeggingsbrief, met feiten ingekleurd en dat stond haar vrij. ABN AMRO heeft zo bovendien inzage gegeven in de gegevens die zij bij haar onderzoek naar Rose Telecom voorafgaand aan de opzegging had verzameld. Rose Telecom heeft van de voorzieningenrechter voldoende gelegenheid gekregen om hierop te reageren. Daarom is ook het betoog van Rose Telecom ongegrond dat in eerste aanleg sprake was van strijd met het procesreglement, of met de beginselen van een goede procesorde. Bovendien zou het Rose Telecom niet baten als hierover anders zou worden geoordeeld. De beoordeling in dit arrest zal namelijk uitwijzen dat er geen grond is voor toewijzing van haar vorderingen.
5.9.
Ter toelichting daarvan verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.13 van het bestreden vonnis. Daarin somt de voorzieningenrechter op dat (i) Rose Telecom zaken doet in een integriteitsgevoelige sector, telecom, (ii) zij zaken doet met een verhoogd risicoland, namelijk met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), (iii) het bij haar vennootschap gaat om transacties van honderd duizenden of miljoenen euro’s, waarbij bedragen na binnenkomst vrijwel direct worden doorgeboekt naar buitenlandse rekeningen, (iv) veel van de afnemers van Rose Telecom, die in korte tijd substantiële bedragen hebben overgemaakt, inmiddels niet meer bestaan hoewel zij pas geleden waren opgericht, (v) het bij die afnemers veelvuldig blijkt te gaan om cliënten van ABN AMRO met wie ABN AMRO de bancaire relatie inmiddels heeft beëindigd vanwege een concreet risico van witwassen, (vi) Rose Telecom als tussengroothandel fungeert, maar volgens onderzoek van ABN AMRO verlieslatend en technisch failliet is, en (vii) op de vraag in de tweede brief van ABN AMRO waarom het bedrijf niettemin wordt voortgezet geen antwoord is gekomen.
5.10.
Ook het hof zal deze feiten en omstandigheden tot uitgangspunt nemen, omdat zij in hoger beroep niet, of niet voldoende met een grief zijn bestreden en ook anderszins door Rose Telecom niet aannemelijk is gemaakt dat niet van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, leverden een gerechtvaardigde grond voor de opzegging op. Aan dit oordeel doet niet af dat Rose Telecom meent dat zij het voordeel van de twijfel verdient omdat volgens haar ‘de FIOD en het OM (in alle Europese landen)’ nooit reden hebben gezien haar ‘te vervolgen’. ABN AMRO kon vanwege de feiten en omstandigheden, genoemd onder (i) tot en met (vii) hiervoor, ten tijde van de opzegging niet uitsluiten dat de gelden die bij de exploitatie van het bedrijf van Rose Telecom rondgingen op onrechtmatige wijze waren verkregen of dat de producten en diensten op oneigenlijke wijze werden gebruikt, zoals ABN AMRO als opzeggingsgrond (a) aan de opzegging ten grondslag heeft gelegd. ABN AMRO behoefde dit soort risico’s niet te aanvaarden.
5.11.
Het lag op de weg van Rose Telecom feiten en omstandigheden naar voren te brengen die aannemelijk maken dat de opzegging desondanks niet rechtsgeldig is. Rose Telecom is daarin niet geslaagd. Het hof licht dat als volgt toe.
5.12.
Rose Telecom beschikte al ten tijde van de opzegging door ABN AMRO over een bankrekening (betaalrekening) bij een Duitse bank. Zij kan daarvan (onbetwist) gebruikmaken. Ter zitting van het hof is namens Rose Telecom bovendien verklaard dat zij een bankrekening in Litouwen heeft. Rose Telecom heeft dus steeds de beschikking gehad over een bankrekening om deel te kunnen (blijven) nemen aan het maatschappelijk verkeer en om haar bedrijf te (blijven) exploiteren. De stelling in de inleidende dagvaarding (onder 74) dat Rose Telecom door de opzegging ‘geheel wordt uitgesloten van bancaire dienstverlening’ is gezien het voorgaande niet juist. Verder stelt Rose Telecom weliswaar in algemene zin dat ‘de simpelste zaken’ ‘zoals het aangaan van een telefoonabonnement of het leasen van een auto of het aanvragen van een hypotheek’ afhangen van een Nederlandse bankrekening en dat het hebben van een buitenlandse bankrekening ‘door vele instellingen – maar ook bij de fiscus – als ‘verdacht’ wordt aangemerkt’ ‘met alle gevolgen van dien’, maar Rose Telecom heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in de praktijk door de opzegging wezenlijke problemen ondervindt. Zo is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de vennootschap nog steeds bestaat en werkzaamheden verricht. Daarbij zou de Litouwse bank volgens de verklaring van Rose Telecom ter zitting in hoger beroep zelfs financieel voordeliger zijn dan ABN AMRO.
5.13.
Het voorgaande noopt tot de conclusie dat het belang van ABN AMRO om de bancaire relatie vanwege opzeggingsgrond (a) te beëindigen van groter gewicht is dan het belang van Rose Telecom dat daardoor wordt geschaad. Het beroep van Rose Telecom op artikel 6:248 lid 2 BW, althans artikel 3:13 BW slaagt reeds daardoor niet.
5.14.
Gezien het voorgaande behoeft hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht bij gebrek aan belang geen bespreking. Onbesproken kan daardoor (onder meer) blijven het debat van partijen over opzeggingsgrond (b), in hoeverre een bank de belangen van de klant moet meewegen voordat zij tot opzegging overgaat, of Rose Telecom tegenover ABN AMRO heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen met antwoorden zoals weergegeven onder 3.8 hiervoor, en of zich hier de situatie voordoet dat ABN AMRO op grond van artikel 5 lid 3 van de Wwft verplicht was de bancaire relatie te beëindigen.
Waarschuwingslijst
5.15.
ABN AMRO heeft Rose Telecom opgenomen in haar interne waarschuwingslijst met betrekking tot witwassen en financiering van terrorisme. Mede gelet op het doel van deze registratie en hetgeen verder (voldoende duidelijk) in de opzeggingsbrief is verwoord, was dit ABN AMRO in de gegeven omstandigheden toegestaan. Rose Telecom heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat haar belangen (onevenredig) worden geschaad door deze registratie, waarvan de informatie volgens de niet, althans onvoldoende betwiste toelichting van ABN AMRO niet met andere banken wordt gedeeld. Rose Telecom komt dus ook in dit opzicht geen succesvol beroep toe op artikel 6:248 lid 2 BW, althans artikel 3:13 BW.
Slotsom
5.16.
De slotsom van het voorgaande is dat het hof voldoende aannemelijk acht dat een bodemrechter zal oordelen dat ABN AMRO rechtsgeldig gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot beëindiging van de relatie met Rose Telecom, alsmede dat ABN AMRO Rose Telecom rechtsgeldig heeft opgenomen in haar interne waarschuwingslijst voor de duur van vijf jaar. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Rose Telecom dus terecht afgewezen.
5.17.
Voor bewijslevering leent dit kort geding zich niet. De grieven, die geen afzonderlijke bespreking behoeven, treffen geen doel. Een oordeel over eventuele (verdere) klachten van Rose Telecom tegen het bestreden vonnis kan niet tot een andere beslissing van de zaak leiden. Deze klachten behoeven daarom bij gebrek aan belang geen bespreking.
5.18.
Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Rose Telecom wordt in het ongelijk gesteld. Rose Telecom wordt daarom veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof stelt deze proceskosten tot heden aan de zijde van ABN AMRO als volgt vast:
- griffierecht € 772
- salaris advocaat
€ 3.642(tarief II × 3 punten)
€ 4.414

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Rose Telecom in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 4.414 en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M. Korsten-Krijnen, mr. M.C. Bosch en D. Busch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.