In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 mei 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van diefstal gepleegd op 8 december 2022 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €200,00 met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot vier dagen hechtenis, die kan worden omgezet in een geldboete bij gebreke van betaling.
De vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden ter hoogte van €1.620,00, is toegewezen. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade, 8 december 2022. De beslissing van het hof houdt ook in dat de gijzeling maximaal 26 dagen kan duren, maar dat deze niet de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer opheft. Indien de verdachte aan een van de betalingsverplichtingen voldoet, vervalt de andere.
De uitspraak is gedaan door mr. F.A. Hartsuiker, met T. Zikken als griffier. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten van diefstal en de rechten van benadeelde partijen in het strafrecht.