ECLI:NL:GHAMS:2024:379

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
23-001585-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling en vernieling met toewijzing van schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 mei 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van mishandeling en vernieling, gepleegd op 2 oktober 2022 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waarbij het onder 1 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als mishandeling en het onder 2 bewezenverklaarde als opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van andermans eigendom.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van 40 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 500,00 aan immateriële schade vorderde, toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de aanvangsdatum van 2 oktober 2022.

De beslissing van het hof houdt ook in dat de duur van eventuele gijzeling is vastgesteld op maximaal 10 dagen, en dat de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet wordt opgeheven door de toepassing van gijzeling. Het hof heeft de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade vastgesteld op 2 oktober 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-075896-23
parketnummer hoger beroep : 23-001585-23
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 31 januari 2024 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2023 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
adres: [adres]

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Gepleegd op:
- feit 1: op 2 oktober 2022 te Amsterdam;
- feit 2: op 2 oktober 2022 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 oktober 2022.
Gewezen door mr. F.A. Hartsuiker, in bijzijn van T. Zikken, griffier.
mr. F.A. Hartsuiker