ECLI:NL:GHAMS:2024:3719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
23 maart 2025
Zaaknummer
23-000160-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt na veroordeling voor telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor het telen van 215 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 25.085,69, wat door de politierechter werd toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de betrokkene zich ook schuldig had gemaakt aan andere strafbare feiten, namelijk het telen van hennepplanten voorafgaand aan de veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter waarde van € 24.371,00, na aftrek van kosten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de betrokkene verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000160-24 (ontneming)
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 november 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de ontnemingszaak met nummer 13-222941-22 tegen de betrokkene:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid Sr wordt geschat, wordt vastgesteld op € 25.085,69 en aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De politierechter heeft bij vonnis van 16 november 2023 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 25.085,69 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

Veroordeling

De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 oktober 2024 (23-000165-24) veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het op 28 december 2018 telen van 215 hennepplanten en diefstal van elektriciteit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 25.085,69. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen aanleiding bestaat de verklaring van de betrokkene – inhoudende dat de eerste oogst is mislukt – te volgen. Growshops weten welke aarde nodig is voor het kweken van hennep en de betrokkene heeft geen verklaring gegeven voor het bedrag van € 950,00 dat op zijn rekening is gestort.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen. Zij heeft daartoe bepleit dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de eerste oogst is gelukt. De aangetroffen stof op de lampen en de hennepresten op een schaar zijn daartoe geen sterke aanwijzingen. Daarnaast is het bedrag van € 950,00 minimaal twee weken nadat een eerste oogst zou hebben plaatsgevonden op de rekening van de betrokkene gestort. Ook heeft de betrokkene geen luxe woning of levensstijl en heeft hij een hoge schuld. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht – indien het hof van oordeel is dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten – het door de politierechter vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel te matigen met de kosten van de energie. De betrokkene heeft verklaard dat hij dat bedrag in delen heeft terugbetaald.
Het oordeel van het hof
Grondslag
De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden opgelegd aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit en voordeel door dat feit of uit de baten daarvan heeft verkregen. Ook kan wederrechtelijk voordeel verkregen uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, worden ontnomen (artikel 36e, tweede lid Sr). De betrokkene is bij arrest van dit hof van 29 oktober 2024 veroordeeld ter zake van hennepteelt op 28 december 2018. Het hof is van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat de betrokkene andere strafbare feiten heeft begaan, namelijk dat hij zich in de periode voorafgaand aan 28 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennepplanten. Dit blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
Opbrengst
Op 28 december 2018 is op het adres [adres 2] in Amsterdam, waar de betrokkene stond ingeschreven, een hennepkwekerij aangetroffen. [1] In kweekruimte A bevonden zich 110 hennepplanten en in kweekruimte B 105 hennepplanten. [2] Per vierkante meter stonden 9 hennepplanten. [3]
Het hof is van oordeel dat dient te worden uitgegaan van één eerdere oogst. De fraudemedewerker van Liander N.V. gaat – onder meer gelet op sporen van stof, aanslag op de potten en het grondzeil en hennepaanslag, uit van één eerdere oogst. [4] Daarnaast heeft de betrokkene ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in augustus 2018 met het telen van de hennepplanten is begonnen. [5] Dat daarbij sprake is geweest van een eerdere mislukte oogst, zoals door de verdediging is gesteld, is niet aannemelijk geworden.
Het hof ontleent de opbrengst hennep in grammen aan de algemene uitgangspunten die zijn opgenomen in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken zoals herzien per 1 juni 2016.
Kosten
Het hof zal met betrekking tot de afschrijvingskosten, de inkoopprijs van de stekken en de overige variabele kosten uitgaan van hetgeen daarover in het hiervoor genoemde rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ is opgenomen. Elektriciteitskosten worden in mindering gebracht indien aannemelijk is dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald. Het hof zal een bedrag van € 713,94 – het netverlies 2018 overeenkomstig de nota van Liander N.V. – in mindering brengen. [6]
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande wordt de berekening als volgt.
Opbrengst
Kweekruimte A:
110 planten x 30,9 gram (9 planten per vierkante meter) 3.399,0 gram hennep
Opbrengst per oogst: 3.399 gram hennep x € 4,07 € 13.833,93
Kweekruimte B:
105 planten x 30,9 gram (9 planten per vierkante meter) 3.244,5 gram hennep
Opbrengst per oogst: 3.244,5 gram hennep x € 4,07 € 13.205,12
Totale opbrengst beide kweekruimtes € 27.039,05
Kosten
Kweekruimte A:
Afschrijvingskosten (110 planten) € 150,00
Inkoopprijs stekken (110 x € 3,81) € 419,10
Overige variabele kosten (110 x € 3,88) € 426,80
Kosten per oogst € 995,90
Kweekruimte B:
Afschrijvingskosten (105 planten) € 150,00
Inkoopprijs stekken (105 x € 3,81) € 400,05
Overige variabele kosten (105 x € 3,88) € 407,40
Kosten per oogst € 957,45
Elektriciteitskosten € 713,94
Totale kosten beide kweekruimtes € 2.667,29
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt naar het oordeel van het hof:
€ 27.039,05 - € 2.667,29 = (afgerond)
€ 24.371,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 25.085,69.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de betalingsverplichting.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat aan de betrokkene, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 24.371,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 24.371,00 (vierentwintigduizend driehonderdeenenzeventig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 24.371,00 (vierentwintigduizend driehonderdeenenzeventig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 487 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. M.J.A. Plaisier en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 oktober 2024.
De griffier is verhinderd dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 28 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina B 029).
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina B 037).
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 28 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina B 030).
4.Een aangifteformulier van Liander B.V. van 10 januari 2019 (doorgenummerde pagina B 009).
5.De verklaring van de betrokkene, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2024.
6.Een aangifteformulier van Liander B.V. van 10 januari 2019 (doorgenummerde pagina B 016).