ECLI:NL:GHAMS:2024:3718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
23 maart 2025
Zaaknummer
23-000165-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor het telen van 215 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De feiten vonden plaats op 28 december 2018 in Amsterdam. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep op 15 oktober 2024 een bekennende verklaring afgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door een grote hoeveelheid hennepplanten te telen en dat hij elektriciteit heeft weggenomen van Liander N.V. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en heeft geen voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gangbare straffen voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000165-24 (strafzaak)
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-222941-22 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1hij, op of omstreeks 28 december 2018 te Amsterdam (in een woning gelegen aan de [adres 2]
) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 215 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2hij, op of omstreeks 28 december 2018 te Amsterdam (uit een woning gelegen aan de [adres 2]
) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit / dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd die het hof tot het bewijs bezigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 28 december 2018 te Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk heeft geteeld een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 215 hennepplanten;
feit 2hij op 28 december 2018 te Amsterdam uit een woning gelegen aan de [adres 2] een hoeveelheid elektriciteit, die aan Liander N.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 1
De bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2024;
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 28 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s B 029 tot en met B 032).
Ten aanzien van feit 2
3. De bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2024;
4. Een aangifteformulier van Liander N.V. van 10 januari 2019 (doorgenummerde pagina’s B 001 tot en met B 003).
Het hiervoor vermelde bewijsmiddel 4 – een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef onder 5° van het Wetboek van Strafvordering – is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde – te weten het telen van hennep – en het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, gelet op de huidige proceshouding van de verdachte. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf is niet nodig omdat de verdachte zijn les heeft geleerd, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft verzocht een lagere taakstraf op te leggen dan de politierechter, gelet op de proceshouding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, het tijdsverloop en de omstandigheid dat het om oude feiten gaat. Ook heeft de verdachte zijn leven inmiddels aanzienlijk verbeterd. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd is niet opportuun gezien het tijdsverloop en daarnaast is er geen aanwijzing te veronderstellen dat de verdachte opnieuw de fout in zal gaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 215 hennepplanten. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en gaat deze niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij, waardoor het energiebedrijf financiële schade heeft geleden. Tevens kan het illegaal aftappen van elektriciteit leiden tot brandgevaarlijke situaties voor omwonenden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans bij hennepkwekerijen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van een hennepkwekerij met 100 tot 500 hennepplanten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur een maand genoemd. Het oriëntatiepunt gaat uit van een verdachte die voor dit delict een first offender is en ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 oktober 2024 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens hennepteelt. Het hof zal in het voordeel van de verdachte afwijken van dit oriëntatiepunt, gelet op de in hoger beroep ingenomen proceshouding van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Met zijn bekentenis heeft de verdachte ervan blijk gegeven dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daden wil nemen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. M.J.A. Plaisier en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 oktober 2024.
De griffier is verhinderd dit arrest te ondertekenen.