ECLI:NL:GHAMS:2024:3678

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-001245-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake opheffing van geschorst bevel tot voorlopige hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2024 een herstelarrest gewezen in het kader van een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het oorspronkelijke arrest, dat op 3 oktober 2024 werd gewezen, had betrekking op de strafmaat voor de verdachte, die een jeugddetentie van 610 dagen opgelegd kreeg, met aftrek van het voorarrest. Echter, in het dictum van het eerdere arrest was abusievelijk nagelaten om de beslissing tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te nemen. Dit had mogelijk gevolgen voor de executie van de straf. Het hof heeft daarom besloten om zijn eerdere uitspraak te herstellen door deze aanvulling op het dictum te doen. De beslissing houdt in dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven. Dit arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer, met uitzondering van de jongste raadsheer, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001245-23
Arrest van het gerechtshof Amsterdam tot herstel van het arrest gewezen op 3 oktober 2024 op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-136560-22 (hierna: zaak A) en 13-243297-22 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Fout in dictum inzake de beslissing op de voorlopige hechtenis

Het hof heeft in voormelde strafzaak op 3 oktober 2024 arrest gewezen. Uit de strafmotivering blijkt dat het hof aan de verdachte onder meer een jeugddetentie voor de duur van 610 dagen, met aftrek van het voorarrest, heeft opgelegd. Uit de strafmotivering blijkt voorts dat deze jeugddetentie gelijk is aan de straf die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in voormeld arrest abusievelijk nagelaten om in het dictum op te nemen de beslissing tot opheffing van het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de mogelijke gevolgen van deze misslag voor de executie, zijn eerder gedane uitspraak hersteld dient te worden door de volgende aanvulling op het dictum.

Beslissing

Het hof vult zijn beslissing uit het arrest van 3 oktober 2024 als volgt aan:
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. C.J. van der Wilt en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.