ECLI:NL:GHAMS:2024:3673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-002603-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met vervangende bewijsoverweging in hoger beroep inzake alcoholgebruik in het verkeer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1978, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis dat hem betrof in een strafzaak met parketnummer 96-119630-23. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een vervangende bewijsoverweging. De raadsvrouw van de verdachte had aangevoerd dat het resultaat van het bloedonderzoek niet als bewijs kon worden gebruikt, omdat niet voldaan zou zijn aan de wettelijke vereisten, zoals het recht op tegenonderzoek en de mededeling van het resultaat. Het hof oordeelde echter dat aan deze vereisten was voldaan, aangezien de verdachte tijdig op de hoogte was gesteld van het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek. Het hof concludeerde dat er geen strijd was met artikel 17 van het Besluit Alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, en bevestigde het vonnis van de politierechter.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002603-23
datum uitspraak: 10 december 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-119630-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag ] 1978,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging van de politierechter onder 3.1. vervangt door onderstaande bewijsoverweging;
  • de gebruikte bewijsmiddelen zal uitwerken in een aanvulling op dit arrest indien beroep in cassatie wordt ingesteld.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het resultaat van het bloedonderzoek kan volgens de raadsvrouw niet voor het bewijs worden gebruikt nu niet is voldaan aan de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet is omringd. De verdachte zou volgens de raadsvrouw niet in kennis zijn gesteld van het resultaat alsmede het recht op tegenonderzoek als bedoeld in artikel 17 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (verder: het Besluit).
Het hof overweegt als volgt.
Van een ‘onderzoek’ zoals bedoeld in artikel 8 lid 5 WVW 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd (vgl. HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1684). Tot de strikte waarborgen behoort onder meer het in artikel 17 Besluit neergelegde voorschrift dat de verdachte in kennis wordt gesteld van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek.
Uit het dossier en de aanvullende processen-verbaal van 7 mei 2023 en 8 juli 2024, beide opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , is gebleken dat aan de verplichting tot mededeling van het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek is voldaan. Uit het dossier en het aanvullende proces-verbaal volgt dat de brief met uitslag van het bloedonderzoek op 16 september 2022 tijdig en op een juiste manier aan de verdachte is gestuurd naar de [adres 2] . Dit adres is door de verdachte na zijn verhoor op 29 augustus 2022 tegenover verbalisant [verbalisant] opgegeven als een adres waar de verdachte post ontvangt en waar de post naartoe gestuurd kan worden, terwijl hij toen geen vaste woon- of verblijfplaats had. Daarnaast staat op de Opdracht ten behoeve van Toxicologische bloedonderzoek van 29 augustus 2022 hetzelfde adres in Heemstede vermeld.
Het hof wijst er op dat in de aan de verdachte door de verbalisant [verbalisant] aangeboden beschikking rijverbod het volgende is vermeld: “…Wanneer er op verzoek van de KMar bloed bij u is afgenomen, zal de KMar u schriftelijk in kennis stellen van de uitslag van het bloedonderzoek. […] U heeft ook dan recht op een tegenonderzoek, de werkwijze wordt uitgelegd in de uitslagbrief die u van de KMar ontvangt. Indien u de brief met het resultaat van dit bloedonderzoek niet heeft ontvangen, kunt u na vier weken bij de KMar informeren naar de uitslag van dat onderzoek. Hiervoor kunt u bellen met het algemene nummer van de Koninklijke Marechaussee..”. De verdachte was dan ook bekend met de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij zelf had kunnen informeren naar het resultaat van het bloedonderzoek, indien hem dat niet zou hebben bereikt, en was op de hoogte van de mogelijkheden tot tegenonderzoek.
Het hof heeft gelet op het voren overwogene geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het adres waarnaar de uitslag van het bloedonderzoek is gestuurd. Het hof is van oordeel dat niet gehandeld is in strijd met artikel 17 Besluit en dat aan de strikte waarborgen uit artikel 8, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is voldaan.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. M.L.M. van der Voet en mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2024.
mr. E.C.M. Bouman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]