ECLI:NL:GHAMS:2024:3661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
23-000427-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep door verdachte in strafzaak tegen B.V. na eerdere zitting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld door de verdachte, een B.V., tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2021. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar op 11 december 2024 heeft de raadsman van de verdachte per e-mail laten weten dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Tijdens de zitting op 12 december 2024 heeft de vertegenwoordiger van de verdachte dit bevestigd. Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 maart 2022 was aangevangen, en dat intrekking van het hoger beroep op dat moment niet meer mogelijk was. Gezien de mededelingen van de verdachte en de advocaat-generaal, heeft het hof geconcludeerd dat de verdachte haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Daarom heeft het hof, in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal, de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000427-21
datum uitspraak: 12 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 81-208488-20 tegen
[verdachte] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 december 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsman van de verdachte heeft per e-mailbericht van 11 december 2024 te kennen gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. De vertegenwoordiger van de verdachte heeft ter terechtzitting van heden bevestigd dat de verdachte het hoger beroep wenst in te trekken. Intrekking van het hoger beroep is echter niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op 16 maart 2022 is aangevangen. Het hof leidt evenwel uit voornoemd e-mailbericht en de mededelingen van de vertegenwoordiger van de verdachte af dat de verdachte haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Om die reden zal zij, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen en mr. H. Bakker, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2024.
De griffier mr. H. Bakker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.