ECLI:NL:GHAMS:2024:3660
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling van levensgezel na veroordeling in eerste aanleg
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 maart 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor mishandeling van zijn levensgezel, die op of omstreeks 19 november 2022 zou hebben plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte het mishandelen van de levensgezel door haar met kracht bij de polsen, bovenarm en/of keel te pakken en/of daarin te knijpen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep vernietigd moet worden, omdat het tot een andere beslissing komt dan de politierechter. Het hof is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, en heeft de benadeelde partij, die zich had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 600,00, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het tenlastegelegde handelen. De kosten worden door beide partijen zelf gedragen.