In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 28 juni 2022, waarin hij was veroordeeld voor mishandeling van zijn bejaarde buurman. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 september 2024 heeft de verdachte het tenlastegelegde bekend en geen vrijspraak bepleit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de bewijsvoering aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, waarvan twintig uren voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman een deels voorwaardelijke geldboete heeft voorgesteld. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had zijn buurman tweemaal met de vuist in het gezicht geslagen na een woordenwisseling, wat leidde tot een langdurig conflict. Het hof heeft rekening gehouden met de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof besloten tot een deels voorwaardelijke geldboete van € 1.000,00 en 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd in voorarrest in mindering zal worden gebracht op de geldboete. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.