ECLI:NL:GHAMS:2024:3639

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
23-002681-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op hoger beroep tegen toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in strafzaak

In deze zaak gaat het om een beslissing op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris in een strafzaak. De rechter-commissaris had op 26 augustus 2024 de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis toegewezen, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan een opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Deze maatregel was opgelegd door de rechtbank Noord-Holland op 30 september 2022 in verband met belaging. De veroordeelde had voor de duur van drie jaar geen contact mogen opnemen met de aangeefster, maar had dit kennelijk wel gedaan door haar te bellen op 23 augustus 2024. De officier van justitie diende daarop een vordering in bij de rechter-commissaris, die de vordering toewijsde en vervangende hechtenis voor veertien dagen oplegde.

De veroordeelde heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 11 september 2024 heeft de advocaat-generaal verzocht om de beslissing van de rechter-commissaris te vernietigen, omdat de bewijsvoering niet voldoende was. De veroordeelde ontkende de beschuldigingen en zijn raadsman stelde dat er geen bewijs was dat de veroordeelde de maatregel had overtreden. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de veroordeelde zich niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel had gehouden. Het hof heeft daarom het hoger beroep gegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Parketnummer eerste aanleg : 15-157963-22
Parketnummer hof : 23-002681-22
RC-nummer : 22-008224
Datum uitspraak : 11 september 2024
Beslissingop het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris in de strafzaak in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 26 augustus 2024 als bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafvordering, tot toewijzing van de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in verband met het zich niet houden aan een bij het vonnis van die rechtbank van 30 september 2022 (zoals bevestigd bij arrest van het hof van 27 februari 2024) opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel door de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag 1] 1969, te [geboorteplaats 1] ([geboorteland]),
ingeschreven aan het adres [adres].

1.Procedure

Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 30 september 2022 is onder meer ter zake van belaging aan veroordeelde een tweetal vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Een van deze maatregelen behelst “dat veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster], geboren [geboortedag 2] 1963 te [geboorteplaats 2], noch met haar direct familie (dochter en/of zus)”.
De rechtbank heeft bevolen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan (één van) de opgelegde maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis is bepaald op 14 dagen voor iedere keer dat niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan.
Deze maatregelen zijn bij vonnis dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Op 24 augustus 2024 is de veroordeelde op last van de officier van justitie aangehouden wegens het niet naleven van eerder genoemde maatregel op 23 augustus 2024.
Op 25 augustus 2024 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris een vordering tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ingediend voor de duur van 25 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat de veroordeelde zich niet aan de genoemde maatregel heeft gehouden zoals blijkt uit het proces-verbaal d.d. 23 augustus 2024 waarin staat dat verdachte naar [aangeefster] heeft gebeld.
De rechter-commissaris heeft deze vordering op 26 augustus 2024 behandeld, en de veroordeelde, in het bijzijn van zijn raadsman, gehoord. Bij beslissing van 26 augustus 2024 heeft de rechter-commissaris de vordering toegewezen en de gehele tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen bevolen omdat er volgens hem ernstige redenen bestonden voor het vermoeden dat de veroordeelde bewust de maatregel niet heeft nageleefd.
Op 26 augustus 2024 heeft de veroordeelde op grond van artikel 6:6:22, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
Op 4 september 2024 heeft de voorzitter van het gerechtshof Amsterdam op grond van artikel 6:6:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een beslissing genomen volgens welke geen termen aanwezig werden geacht om, hangende de beslissing op het tegen de beslissing van de rechter-commissaris ingesteld beroep, het bevel tot tenuitvoerlegging op te heffen.
Het gerechtshof Amsterdam heeft het hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van 11 september 2024. De veroordeelde is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman
mr. O. Qane.

2.Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting verzocht het beroep gegrond te verklaren en de beslissing van de rechter-commissaris te vernietigen, nu de resultaten van het onderzoek deze beslissing niet kunnen dragen.

3.Standpunt van veroordeelde

De veroordeelde heeft zich ter terechtzitting allereerst op het standpunt gesteld dat hij de aangeefster niet heeft gebeld en zodoende de maatregel niet heeft overtreden.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de rechter-commissaris gestoeld is op slechts een aangifte waarin de aangeefster zegt dat zij gebeld is door de veroordeelde en dat zij de stem van veroordeelde herkende. Verder wijst niets naar enige betrokkenheid van veroordeelde, ook niet het onderzoek van de politie naar het telefoonnummer waarmee aangeefster is gebeld.
4.
Beoordeling
Het beroep is tijdig ingesteld, namelijk binnen 14 dagen na de beslissing van de rechter-commissaris. De veroordeelde kan daarom in het beroep worden ontvangen.
Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen met een e-mailbericht waarin aangeefster melding ervan doet dat de veroordeelde haar gebeld heeft, met daarbij een screenshot van het inkomende telefoonnummer.
Aangeefster heeft een en ander telefonisch tegenover de politie bevestigd en daarbij melding gemaakt van enkele uitspraken die zij de veroordeelde door de telefoon hoorde doen.
Uit de stukken blijkt niet van een relatie tussen het telefoonnummer waarmee gebeld zou zijn en de veroordeelde.
De veroordeelde ontkent de beschuldigingen.
Bij deze stand van zaken oordeelt het hof dat er onvoldoende grond is om vast te stellen dat de veroordeelde zich niet aan de vrijheidsbeperkende maatregel heeft gehouden.
Het hof acht het hoger beroep gegrond.

5.Beslissing

Het hof vernietigd de beslissing van de rechter-commissaris en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis af.
Deze beslissing is genomen door mrs. M.J.A. Duker, L.I.M. van Bergen en B. van der Werf, in tegenwoordigheid van mr. B. Berberoğlu, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.