ECLI:NL:GHAMS:2024:3636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
23-002514-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van wapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een revolver en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde zich niet bewust te zijn geweest van de aanwezigheid van de munitie in zijn loods. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de munitie en dat hij feitelijke macht over deze munitie had. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, alsook een taakstraf van 200 uur. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als ondernemer en zorgdrager voor zijn moeder. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder de revolver en munitie, zijn onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002514-22
datum uitspraak: 24 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-221645-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Eersel, in elk geval in Nederland een wapen van artikel 2 lid 1 categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
- ( voorwerp 2) een revolver van het merk Partner, kaliber .22
en/of
munitie van artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- ( voorwerp 6) ongeveer 1300 hagelpatronen, kaliber 12 gauge en/of
- ( voorwerp 7) ongeveer 50 patronen, kaliber .22 longrifle
zijnde vuurwapens en/of munitie in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissingen komt ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting het hof verzocht om de verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde met betrekking tot het voorhanden hebben van de 1300 hagelpatronen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van de 1300 hagelpatronen in zijn loods.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de hagelpatronen zijn aangetroffen in een archiefkast in de rommelkamer van de loods van de verdachte, op het terrein waar hij woonde. De hagelpatronen zaten in grote dozen en in een tas verpakt. De verdachte heeft, ook ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat hij de rommelkamer van de loods onder andere gebruikte om contant geld op te bergen in een kluis die daar naast de betreffende archiefkast stond. Dat contante geld is daar ook aangetroffen. Bovendien bevonden een woonvertrek en zijn kantoorruimte zich ook in de loods, naast de rommelkamer waar de hagelpatronen zijn aangetroffen. Gelet hierop acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij niets van de hagelpatronen wist ongeloofwaardig en concludeert dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de hagelpatronen in zijn loods, en dat hij ook de beschikkingsmacht had over deze munitie. Dat zich in dezelfde kast archiefmappen bevonden met het jaartal 2006 daarop geschreven, maakt dat niet anders. Het verweer van de raadsman wordt dus verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Eersel, een wapen van artikel 2 lid 1 categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
- ( voorwerp 2) een revolver van het merk Partner, kaliber .22
en
munitie van artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- ( voorwerp 6) ongeveer 1300 hagelpatronen, kaliber 12 gauge en
- ( voorwerp 7) ongeveer 50 patronen, kaliber .22 longrifle
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit te volstaan met het opleggen van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver te Schiphol en een grote hoeveelheid munitie in zijn loods. Het voorhanden hebben van dergelijke goederen brengt een volstrekt onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden. De straf zoals door de politierechter is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, acht het hof in beginsel passend voor dit soort feiten.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte redenen om hiervan af te wijken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep openhartig en in de ogen van het hof op oprechte wijze verklaard dat hij spijt heeft van het bezit van het vuurwapen en van de munitie die hij op Schiphol bij zich droeg. Verder heeft hij het hof ervan overtuigd hoe zeer deze strafzaak al een lange tijd als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangt. De verdachte heeft namelijk een eenmanszaak in de houthandel en heeft hoge maandlasten om zijn bedrijf draaiende te kunnen houden. Een veroordeling, die zou betekenen dat hij de gevangenis in zou gaan, zou het einde van zijn onderneming betekenen. Naast de werkzaamheden voor zijn bedrijf, draagt de verdachte de zorg voor zijn hulpbehoevende moeder. Het hof twijfelt ook niet aan de oprechtheid van deze verklaringen van de verdachte. Daaraan doet niet af dat het hof hem in zijn verklaring over de hagelmunitie in de loods niet heeft gevolgd.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 19 november 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof zal bepalen dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten de revolver en de munitie, worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot voormelde voorwerpen is begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, althans omdat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit zijn aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
347 STK Munitie;
14 STK Munitie;
272 STK Munitie;
673 STK Munitie;
5 STK Munitie;
1. STK Munitie;
1. STK Munitie;
1. STK Munitie;
1. STK Munitie;
1. STK Revolver.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Luchtdrukwapen;
1. STK Luchtbuks;
1. STK Alarmpistool;
1. STK Dubbelloopsjachtgeweer.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.M.H.P. Houben, en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2024.
Mr. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.