ECLI:NL:GHAMS:2024:3627

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
24/159
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel

Op 3 december 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 6 juli 2023 door de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] aan belanghebbende is opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof.

De kern van het geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had een bewonersparkeervergunning, maar had tijdelijk het kenteken van zijn auto gewijzigd naar dat van een leenauto. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar bevoegd was de naheffingsaanslag op te leggen, omdat de kentekenwijziging niet tijdig was verwerkt. Het Hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden van de parkeervergunning op het moment van de constatering van de overtreding.

Belanghebbende voerde aan dat het oneerlijk was dat hij extra parkeerbelasting moest betalen, terwijl hij al voor het hele jaar had betaald voor zijn vergunning. Het Hof verwierp dit argument en stelde vast dat belanghebbende op het moment van de constatering niet voldeed aan de voorwaarden van de vergunning. Het Hof benadrukte dat belanghebbende op de hoogte had moeten zijn van de verwerkingstijd van de kentekenwijziging en dat hij het risico had aanvaard door de wijziging niet tijdig door te geven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/159
3 december 2024
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 20 december 2023 in de zaak met kenmerk AMS 23/4593 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 6 juli 2023 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
Op 26 juli 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van
20 december 2023, verzonden naar partijen op 29 december 2023, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Met dagtekening 19 april 2024 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
1.6.
Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij brief van 20 november 2024 heeft het Hof partijen geïnformeerd dat het onderzoek is gesloten.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de heffingsambtenaar worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
” Verweerder heeft de naheffingsaanslag aan eiser opgelegd omdat een parkeercontroleur heeft vastgesteld dat op 1 juli 2023 om 10.23 uur de auto van eiser met kenteken
[#] , ter hoogte van de [Straat] in [Z] stond geparkeerd, zonder dat daarvoor parkeergeld was betaald.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

Ook in hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende heeft opgelegd.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft als volgt overwogen en beslist:
“2. Eiser vindt het onterecht dat verweerder een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Eiser heeft een bewonersparkeervergunning en heeft op 27 juni 2023 het kenteken [#] tijdelijk gewijzigd naar het kenteken van een leenauto ( [kenteken] ). De leenauto was van de garage waar zijn auto ter reparatie was. Op vrijdag 30 juni 2023 rond 18.00 uur kon eiser zijn eigen auto weer ophalen en heeft eiser de vergunning weer gewijzigd naar het kenteken van zijn eigen auto. Eiser heeft van die wijziging die zelfde avond een ontvangstbevestiging gekregen. Het is volgens eiser de verantwoordelijkheid van de gemeente [Z] om een kentekenwijziging digitaal direct te kunnen verwerken. Dat dit in zijn geval pas op maandag 3 juli 2023 is gebeurd, mag volgens eiser niet in zijn nadeel werken.
3. De Verordening parkeerbelastingen [Z] 2022 (de Parkeerverordening) kent twee soorten parkeerbelasting: de zogenaamde a-belasting en b-belasting. De a-belasting moet worden betaald bij aanvang van het parkeren van een voertuig door het betalen van geld met behulp van parkeerapparatuur of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur, zoals parkeerapplicaties. De b-belasting is een parkeerbelasting, die wordt betaald voor een parkeervergunning. Alleen als voldaan is aan de voorwaarden verbonden aan de parkeervergunning is sprake van parkeren met een (geldige) vergunning. Een voorwaarde is dat een parkeervergunning uitsluitend geldig is voor het parkeren van het motorvoertuig waarvan het kenteken is vermeld op de vergunning of in het digitale parkeerbelastingbestand.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bevoegd was de naheffingsaanslag aan eiser op te leggen. Uit nader onderzoek van verweerder is gebleken dat eiser op vrijdag
30 juni 2023 om 22.29 uur het verzoek tot kentekenwijziging heeft ingediend via het formulier op de website van de gemeente. Uit de ontvangstbevestiging, maar ook uit de informatie van de website van de gemeente blijkt dat het indienen van het verzoek via het formulier niet betekent dat het kenteken direct is gewijzigd. In de ontvangstbevestiging wordt namelijk aangegeven dat er zo spoedig mogelijk een reactie op de aanvraag volgt. Verder staat op de website van de gemeente dat een kentekenwijziging die vóór 16.00 uur is aangevraagd, dezelfde dag wordt verwerkt en dat indien de aanvraag na 16.00 uur is ontvangen, deze de volgende werkdag wordt verwerkt. Op het moment dat de auto van eiser op zaterdag 1 juli 2023 om 10.23 uur werd gescand, was de kentekenwijziging nog niet in het systeem verwerkt en had eiser voor het parkeren met zijn eigen auto een ander parkeerrecht moeten aanschaffen. De rechtbank begrijpt dat eiser het kenteken op de vergunning graag direct wilde wijzigen, maar dit betekent niet dat hij vervolgens geen parkeerrecht moest aanschaffen.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Het Hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven beslissing van de rechtbank en maakt de gronden waarop deze beslissing berust (rechtsoverweging 2 tot en met 4) tot de zijne. Naar aanleiding van hetgeen belanghebbende in hoger beroep nog heeft aangevoerd, overweegt het Hof als volgt.
5.2.
Belanghebbende betoogt dat het disproportioneel en oneerlijk is dat hij in het weekend van 30 juni 2023 een bedrag van € 170 aan extra parkeerbelasting verschuldigd zou zijn, terwijl hij reeds voor het hele jaar voor zijn parkeervergunning heeft betaald.
5.3.
Naar het oordeel van het Hof slaagt belanghebbendes beroep op het evenredigheidsbeginsel niet. Het staat vast dat belanghebbende op het moment van de constatering (1 juli 2013, om 10.23 uur , zie 2.1) niet heeft voldaan aan de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarde dat het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd moet staan. Er was derhalve op dat moment geen sprake van parkeren met de parkeervergunning. Dat belanghebbende voor de parkeervergunning heeft betaald, doet daaraan niet af.
5.4.
Daarbij acht het Hof van belang dat belanghebbende verondersteld wordt met de voorwaarden van de vergunning bekend te zijn en dat het ging om de omzetting van het kenteken van de leenauto naar belanghebbendes eigen kenteken. Het lag op de weg van belanghebbende op vrijdagmiddag vóór 16.00 uur een kentekenwijziging door te geven, als hij met de parkeervergunning had willen “betalen”. Door dit na te laten, terwijl hij wel op de hoogte had kunnen zijn van de verwerkingstijd van een kentekenwijziging (op
27 juni 2023 heeft belanghebbende immers het kenteken van zijn auto gewijzigd in het kenteken van de leenauto) heeft belanghebbende bewust het risico aanvaard dat aan hem een naheffingsaanslag kon worden opgelegd.
5.5.
Belanghebbende stelt tot slot dat de systemen van de gemeente (en andere gemeenten) inmiddels zijn aangepast waardoor een kentekenwijziging onmiddellijk kan worden verwerkt. Dit brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Het Hof gaat bij haar beoordeling uit van de feiten en omstandigheden zoals die golden ten tijde van het belastbaar feit.
5.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

6.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op
3 december 2024 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: