ECLI:NL:GHAMS:2024:3598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
23-002527-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meerdere diefstallen en opzetheling met aanpassing van vonnis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 augustus 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn cocaïneverslaving en recente positieve ontwikkelingen in zijn leven. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn en heeft de straf aangepast. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002527-23
datum uitspraak: 10 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-129299-23 en 09-283481-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2024 en 10 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
- de zin “De politierechter spreekt de verdachte van het onder 2, subsidiair, en van het onder 5 subsidiair, ten laste gelegde vrij.” in het dictum op pagina 19 van het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023 verbeterd leest, zodat deze als volgt komt te luiden:
“De politierechter spreekt de verdachte vrij van het onder 2, primair, en van het onder 5, primair, ten laste gelegde.”, en
- de gronden aanvult, zoals in het navolgende weergegeven.

Aanvulling van gronden

Het hof vult de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen aan met het volgende bewijsmiddel.
-
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik beken alle ten laste gelegde feiten.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 subsidiair en 6 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren.
De raadsman heeft, gelet op de recente positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, aangevoerd dat de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden redelijk zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en aan opzetheling. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en heeft hij laten zien enkel oog te hebben voor eigen financieel gewin. Diefstal brengt ook hinder en schade mee voor de gedupeerde en versterkt de in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid. Heling bevordert daarnaast het plegen van andere vermogensdelicten, zoals diefstal.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 november 2024 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof houdt in de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat het taakstrafverbod in de zin van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en hij deze taakstraf heeft verricht.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 november 2024 en hetgeen de raadsman en de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. De verdachte heeft hulp gezocht voor zijn cocaïneverslaving. Hij is klinisch opgenomen geweest en is recent gestart met een ambulante behandeling en urinecontroles bij de Brijder, waar hij eens in de tien dagen op gesprek komt. Ook op andere leefgebieden zijn positieve ontwikkelingen te zien. Hij is schuldenvrij, heeft op vrijwillige basis een bewindvoerder en heeft zijn werkstraffen afgerond. Aan een werkstraf heeft de verdachte ook een dagbesteding in de vorm van vrijwilligerswerk overgehouden. Vanwege lichamelijke gezondheidsklachten is de verdachte arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt hij een uitkering. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof acht het van belang dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte als hiervoor omschreven niet worden doorkruist door een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De hiervoor genoemde op te leggen gevangenisstraf en taakstraf zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
179 (honderdnegenenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne en mr. H. Bakker, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2024.
mr. Bakker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.