ECLI:NL:GHAMS:2024:359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
23-000815-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewezenverklaring van rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en de oplegging van straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 3 januari 2020 te Purmerend. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing over het bewijs kwam. De verdachte had op de genoemde datum een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van verbalisanten en de verdachte zelf, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor verkeersdelicten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf geëist, en het hof oordeelde dat een voorwaardelijke straf niet recht deed aan de ernst van de zaak. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en de naleving van de verkeersregels.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000815-21
datum uitspraak: 20 februari 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummers 96-144847-20, 96-058075-18 (TUL) en 96-066571-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2022, 29 augustus 2023 en 6 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 januari 2020 te Purmerend, op de weg, Maxwellstraat , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing over het bewijs komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de politierechter juist is en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2021 en zijn verklaring als getuige ter terechtzitting in hoger beroep op 6 februari 2024 moeten wegens onbetrouwbaarheid worden uitgesloten van het bewijs, nu dit proces-verbaal en de verklaring enerzijds te verschillend zijn, maar anderzijds te veel overeenkomen. Hetgeen dan overblijft, te weten de ontkennende verklaring van de verdachte, vindt bevestiging in de verklaring van [getuige] , die op de politierechterzitting van 17 maart 2021 als getuige is gehoord.
Het hof verwerpt het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wegens de onbetrouwbaarheid van het aanvullend proces-verbaal en de verklaring van de getuige ter terechtzitting, omdat deze voor wat betreft de kern zowel in hoofdlijnen als op detailniveau overeenkomen, terwijl dat proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en zijn verklaring ter terechtzitting niet tegenstrijdig zijn met het aanvankelijk op 3 januari 2020 opgemaakte (aankruis)proces-verbaal en het hof ook overigens geen reden ziet dat aanvullende proces-verbaal en/of dat getuigenverhoor wegens onbetrouwbaarheid terzijde te schuiven.
Weliswaar is er in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen en door de verklaring van de getuige ter terechtzitting nadere informatie naar voren gekomen met betrekking tot de aanleiding van de staandehouding van de verdachte, maar ook dit leidt niet tot het oordeel dat dit proces-verbaal en de verklaring daarom onbetrouwbaar moet worden geacht. De omstandigheid dat [getuige] als getuige in eerste aanleg heeft verklaard dat hij degene is geweest die heeft gereden brengt het hof niet tot een ander oordeel, gelet op het hierboven vermelde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 januari 2020 te Purmerend, op de weg, Maxwellstraat , als bestuurder een motorrijtuig van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door de verdachte is begaan.
1.
Een proces-verbaal ZSM artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 met nummer 030120201045124284 van 3 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van voornoemde verbalisanten (deels middels invulvelden):
Op 3 januari 2020 op de Maxwellstraat te Purmerend zagen wij dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een motorrijtuig, bestelauto, Ford Transit met kenteken [kenteken] , reed op de genoemde weg.
Naam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren op : [geboortedag] 1980 te [geboorteland]
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie B.
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard.
De verdachte is medegedeeld dat zijn rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden (ex artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)).
2.
Een geschrift, zijnde een uitdraai BVI-IB van 3 januari 2020.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Identiteit : [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1980 (39) te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
Categorie Periode Soort
B vanaf 16 augustus 2019 Ongeldigheid
3.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 maart 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb geen rijbewijs meer. Ik wist wat er op het spel stond. Ik wist dat ik in twee proeftijden liep.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020117402-2 van 26 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op 3 januari 2020 zag ik een bus geparkeerd staan op de parkeerplaats van de [benzinestation] te Purmerend. Ik zag dat het kenteken van het voertuig [kenteken] was. Ik zag dat dit een Ford Transit was. Ik zag een man als bestuurder instappen. De man bleek later te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteland] . Ik zag dat de Ford, voor ons dienstvoertuig langs, de parkeerplaats af reed. Ik zag dat [verdachte] alleen in het voertuig zat als bestuurder.
Ik zag dat de Ford de Edisonweg overstak en meteen linksaf op de Ohmstraat reed de Maxwellstraat te Purmerend op. De afstand tussen de Ford en ons dienstvoertuig was maximaal 20 meter.
Ik zag de Ford rechtsaf de hoek omgaan langs de wasstraat [wasstraat] . Ik heb toen de Ford de bocht om was geen zicht gehad op de Ford. Ik ben maximaal 10 seconden later de bocht omgereden. Ik zag de Ford geparkeerd staan in een autowasruimte. Ik zag [verdachte] achter de Ford staan.
Ik zag in de gehele omgeving geen andere personen. Ik weet zeker dat niemand anders bij de Ford weggelopen kan zijn in de tijd dat ik geen zicht heb gehad, want die had ik dan nog moeten zien in de Maxwellstraat . Ik hoorde dat de motor van de Ford nog draaide.
Ik weet zeker dat [verdachte] de bestuurder was van de Ford Transit voorzien van kenteken [kenteken] . Ik weet op dit moment niet meer wat voor kleding [verdachte] droeg, maar ik weet zeker dat ik hem op dat moment ook herkende aan de kleding die hij droeg. Ik had hem namelijk bij het tankstation in de Ford Transit zien instappen. Deze kleding droeg [verdachte] ook tijdens de staande houding op de Maxwellstraat .
5.
De verklaring van [verbalisant 1] , zoals afgelegd als getuige ter zitting van het hof van 6 februari 2024.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 3 januari 2020 was ik samen met mijn collega [verbalisant 3] en, volgens mij, een student bezig met ons politiewerk in Purmerend. We zaten in één dienstvoertuig. Mijn collega [verbalisant 3] kende meneer [verdachte] , de latere verdachte, al. Zij zijn buurtgenoten van elkaar. We stonden bij het tankstation en toen zag mijn collega [verbalisant 3] [verdachte] . De latere verdachte. [verbalisant 3] zei toen tegen ons dat hij wist dat [verdachte] een ongeldig verklaard rijbewijs had. [verdachte] stond achter ons in de rij bij het tankstation. Op enig moment zagen we [verdachte] in een bestelbusje, een Ford Transit, stappen. Hij stapte in aan de bestuurderskant en reed weg. Hij was alleen in het busje. We zijn achter hem aangereden, de Maxwellstraat te Purmerend op en zagen hem om de bocht achter het busje staan. De motor van het busje draaide nog.
Ik vroeg [verdachte] om o.a. zijn rijbewijs. Dat kon hij niet tonen.
[verdachte] droeg bij de staande houding dezelfde kleding als de kleding die hij droeg toen ik hem bij het tankstation in dat busje zag stappen.
Het hiervoor vermelde bewijsmiddel 2 betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering en is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsman heeft het hof verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte zijn leven inmiddels op de rit heeft. Deze omstandigheden maken dat de raadsman verzoekt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bestelbus bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs zijn geldigheid had verloren. Door zo te handelen heeft de verdachte de regels die gelden in het verkeer genegeerd. Daarnaast heeft hij met zijn gedrag niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2024 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van verkeersdelicten. Bovendien heeft hij het feit gepleegd gedurende twee lopende proeftijden in verband met gedeeltelijk voorwaardelijke veroordelingen, die vandaag ook voorliggen in het kader van vorderingen tot tenuitvoerlegging, waarvan eenmaal ook ter zake van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij uit deze eerdere veroordeling geen enkele lering heeft getrokken. Daarnaast is artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing vanwege een eerdere opgelegde en uitgevoerde taakstraf voor een soortgelijk misdrijf.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor het besturen van een motorrijtuig in geval van een (gedeeltelijk) ongeldig verklaard rijbewijs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken als straf genoemd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het bovenstaande, enkel volstaan kan worden met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Een voorwaardelijke gevangenisstraf doet geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 96-058075-18

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 96-066571-19

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juni 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit, waaronder hetzelfde feit als waarop deze veroordeling uit 2019 ziet, heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018, parketnummer 96-058075-18, te weten:
ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juni 2019, parketnummer 96-066571-19, te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. S. Maerman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 februari 2024.
mr. M. Jeltes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]