Op 16 december 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, gewezen op 13 februari 2024. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van diefstal, opzetheling en belediging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal, terwijl de subsidiair tenlastegelegde opzetheling, belediging en diefstal in vereniging wel bewezen zijn verklaard. De feiten in deze zaak zijn gepleegd op verschillende data in 2023, waaronder op 11 oktober in Den Helder en op 10 november in Zaandam. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn, zijn onder andere de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 311 en 416.