ECLI:NL:GHAMS:2024:3584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
23-000260-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging taakstraf en schadevergoeding in strafzaak tegen verdachte voor diefstal en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 1 februari 2024. De verdachte, geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats], was aangeklaagd voor diefstal en vernieling gepleegd op 24 oktober 2021 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uur/10 dagen met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 4.727,52 heeft geëist, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak bevat ook bepalingen over de uitvoering van de taakstraf en de verplichtingen van de verdachte met betrekking tot de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-288161-21
parketnummer hoger beroep : 23-000260-24
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadslieden)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 16 december 2024 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2024 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal
en het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
gepleegd op 24 oktober 2021 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.727,52 (vierduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en tweeënvijftig cent), bestaande uit € 3.727,52 (drieduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.727,52 (vierduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en tweeënvijftig cent), bestaande uit € 3.727,52 (drieduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 oktober 2021.
Gewezen door mr. A.M.P. Geelhoed, in bijzijn van mr. S.K. van Eck, griffier.
mr. A.M.P. Geelhoed