Op 16 december 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 15 februari 2024. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een ambtenaar, gepleegd op 12 februari 2024 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat deze partij de schadevergoeding enkel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De kwalificatie van het bewezenverklaarde is mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn onder andere de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. De kosten van de procedure worden door de benadeelde partij en de verdachte zelf gedragen.