ECLI:NL:GHAMS:2024:3566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
23-000767-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal met braak van fietsaccu door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte, een minderjarige, op 20 maart 2024 was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. De verdachte was beschuldigd van diefstal met braak van een fietsaccu, gepleegd op 6 april 2022 te Amsterdam. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. Tijdens de zitting op 4 juli 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar dat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld, waardoor het hof ook moest oordelen over de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Vervolgens heeft het hof de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van de fietsaccu. Het hof heeft de herkenningen door de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en deze gebruikt voor het bewijs.

De straf die door de kinderrechter was opgelegd, bestond uit een werkstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal, wat een inbreuk op het eigendomsrecht van het slachtoffer betekende. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke strafdeel gekoppeld, gezien eerdere uitspraken. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000767-24
datum uitspraak: 18 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-293136-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de kinderrechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (fiets)accu, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (fiets)accu onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de kinderrechter. Voorts bevat het vonnis van de kinderrechter bewijsmiddelen die betrekking hebben op het onder 2 ten laste gelegde, terwijl de verdachte van dat feit is vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de afzonderlijke herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Naar het oordeel van het hof zijn de stills in het dossier van voldoende kwaliteit om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Bovendien zijn de verbalisanten blijkens de inhoud van hun processen-verbaal goed bekend met de verdachte. Het hof acht de herkenningen daarom betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 6 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een (fiets)accu toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen (fiets)accu onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kinderrechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een accu van een elektrische fiets. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Dat de verdachte hiermee alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin en met zijn handelen volledig voorbij is gegaan aan de financiële schade voor het slachtoffer, rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens zijn uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2024 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof acht de door de kinderrechter opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke strafdeel, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport van 19 februari 2024, gelet op het feit dat aan de verdachte in een andere uitspraak van het hof van heden al bijzondere voorwaarden zijn opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
30 (dertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juli 2024.
mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.