ECLI:NL:GHAMS:2024:3565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
23-000487-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake rijden zonder rijbewijs door een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 28 februari 2024 was gewezen. De verdachte, een minderjarige, was beschuldigd van het rijden op een bromfiets zonder rijbewijs op 16 maart 2022 te Amsterdam. De raadsman van de verdachte heeft bewijsuitsluiting bepleit, maar dit betoog niet voldoende gemotiveerd, waardoor het hof dit verder onbesproken heeft gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 16 uur en de in beslag genomen bromfiets wordt aan haar teruggegeven. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit, maar het hof heeft ook meegewogen dat zij sindsdien geen nieuwe justitiële contacten heeft gehad. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheid van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000487-24
datum uitspraak: 18 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 96-221052-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en haar raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 16 maart 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, Kamerlingh Onneslaan, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Bespreking verweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal van overtreding van verbalisant [verbalisant 1] ‘niet deugt’ omdat er onjuistheden in staan. Het proces-verbaal kan om die reden niet voor het bewijs gebezigd worden en dan blijft er onvoldoende bewijs over om tot een bewezenverklaring te komen. Ook ‘klopt het niet’, aldus de raadsman dat deze verbalisant processen-verbaal van andere verbalisanten heeft ondertekend om het te doen lijken of de bewijsmiddelen rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld aan te voeren dat een en ander zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv overweegt het hof als volgt.
Van de verdediging mag worden verlangd, als zij een beroep doet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van die bepaling vermelde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De eerste factor is “het belang dat het geschonden voorschrift dient”. De tweede factor is “de ernst van het verzuim”. De derde factor is “het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt”. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533). De raadsman heeft weliswaar bewijsuitsluiting bepleit, maar heeft dit betoog niet gemotiveerd aan de hand van voormelde factoren. Het betoog van de raadsman blijft daarom verder onbesproken.
Overigens is het hof van oordeel dat – hoewel de processen-verbaal niet in alle opzichten de schoonheidsprijs verdienen – er ambtshalve onvoldoende aanleiding bestaat om tot uitsluiting van enig bewijsmiddel over te gaan, nu er uit het geheel van deze processen-verbaal wel volgt hoe het gebruik van bevoegdheden heeft plaatsgevonden en niet kan worden geconcludeerd dat daar onrechtmatigheden aan kleven die tot bewijsuitsluiting zouden moeten leiden.

Bewijsmiddelen

1. Een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 maart 2022 met nummer 1701254025208341, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 16 maart 2022 bevond ik mij op de Kamerlingh Onneslaan te Amsterdam. Ik zag dat er twee personen op een snorfiets reden. Ik zag dat de bestuurder en de bijrijder geen helm op hadden. Ik heb de bestuurder staande gehouden. Ik vroeg aan de bestuurder haar rijbewijs. Ik hoorde de betrokkene zeggen: deze heb ik niet.
Gegevens betrokkene:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
2. Een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 maart 2022, met nummer PL1300-2022051261-3 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 16 maart 2022 kwamen wij ter plaatse op de Kamerlingh Onneslaan te Amsterdam. Wij zagen een persoon die later bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] in Nederland.
Wij hoorden de medewerkers van de Gemeente handhaving zeggen dat ze [verdachte] op de openbare weg zagen rijden, op een snorfiets zonder helm. Tijdens het controleren in het gesloten politiesysteem bleek dat [verdachte] niet in het bezit was van een rijbewijs.
3. Een geschrift, zijnde
een RDW-bevraging[ongenummerd].
Dit geschrift houdt onder meer, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Identiteit: [verdachte]
Geboren [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
Rijbewijs: geen registratie in CBR.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 maart 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, Kamerlingh Onneslaan, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 16 uren, subsidiair 8 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de kantonrechter beslist tot verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslaggenomen bromfiets.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 32 uren, subsidiair 16 dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen bromfiets wordt teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets zonder dat zij daarvoor een rijbewijs had. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht. Bovendien is de verdachte, als zij deelneemt aan het gemotoriseerd verkeer zonder dat zij een rijbewijs heeft, niet verzekerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2024 is zij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan dit delict schuldig te maken, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte weegt. Omdat het hof over zal gaan tot teruggave van de bromfiets, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf, zoals door de kantonrechter is opgelegd. Een onvoorwaardelijke werkstraf van 32 uur zoals gevorderd door de advocaat-generaal acht het hof echter te hoog, nu het hof ook rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de verdachte sinds het onderhavige feit geen nieuwe justitiële contacten meer heeft, dat zij ter terechtzitting in hoger beroep wel heeft laten blijken in te zien dat zij anders had moeten handelen en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke werkstraf van 16 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Bromfiets (Omschrijving: PL1300-2022051261-G5849457, PIAGGIO, chassisnr: [nummer] , bouwjaar 2019) .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juli 2024.
mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.