ECLI:NL:GHAMS:2024:3564

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
23-001743-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor rijden zonder rijbewijs door minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van een minderjarige verdachte voor het rijden zonder rijbewijs. De verdachte, geboren in 2006, was aangeklaagd voor het besturen van een bromfiets terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. De zaak omvatte meerdere tenlasteleggingen, waaronder het rijden op een snorfiets en het rijden zonder rijbewijs. Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter vernietigd, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het rijden op de bromfiets op 5 december 2021. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de feiten in de andere zaken, waarbij hij op 17 maart 2022 en 13 mei 2022 de minimumleeftijd niet had bereikt. Het hof legde een onvoorwaardelijke werkstraf van 15 uur op voor elk van deze overtredingen, in plaats van de eerder opgelegde 25 uur, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en in sommige gevallen gelast, terwijl in andere gevallen de vordering werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte in jeugdstraffenzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001743-23
datum uitspraak: 18 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de drie vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2023 in de ter terechtzitting in hoger beroep gevoegde strafzaken onder de parketnummers
  • 96-009648-22 (
  • 96-118938-22 (
  • 96-182632-22
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (
96-009648-22):
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Amsterdam, op de weg, de Beukenweg, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart;
Zaak B
(96-118938-22):
hij, op of omstreeks 17 maart 2022 te Amsterdam, op de weg, de Eerste Oosterparkstraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart;
Zaak C (
96-182632-22)
hij, op of omstreeks 13 mei 2022, te Amsterdam, op de weg, de 's-Gravesandestraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een snorfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak zaak A

De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat niet hij, maar iemand anders, genaamd [naam 1] , de bestuurder was van de bromfiets op 5 december 2021 op de Beukenweg, hetgeen hij bij zijn staande houding bij hem thuis ook aan de verbalisant in kwestie kenbaar heeft gemaakt.
Uit het proces-verbaal van overtreding volgt dat de verbalisant de voor hem ambtshalve bekende verdachte als bestuurder zag deelnemen aan het verkeer en dat er sprake was van een duopassagier. Voorts volgt uit dit proces-verbaal dat de verbalisant de verdachte niet direct heeft staande gehouden, maar ongeveer 20 minuten later. Uit het proces-verbaal wordt niet duidelijk waar de staande houding precies heeft plaatsgevonden, maar wel blijkt hieruit dat de verdachte zich direct op het standpunt heeft gesteld dat zijn duopassagier heeft gereden. Naar het oordeel van het hof roept het proces-verbaal van overtreding vragen op over hoe een en ander is verlopen. In het licht van hetgeen de verdachte heeft aangevoerd kan het hof bij deze stand van zaken niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat het de verdachte is geweest die de bromfiets heeft bestuurd op de tenlastegelegde datum, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken B en C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak B
(96-118938-22):
hij op 17 maart 2022 te Amsterdam, op de weg, de Eerste Oosterparkstraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een tweewielige bromfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart;
Zaak C (
96-182632-22)
hij op 13 mei 2022, te Amsterdam, op de weg, de 's-Gravesandestraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een snorfiets, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart.
Hetgeen in de zaken B en C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken B en C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de in de zaken B en C bewezenverklaarde levert op:
telkens:
overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken B en C bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A, B en C bewezenverklaarde afzonderlijk veroordeeld tot telkens een werkstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A, B en C tenlastegelegde voor iedere overtreding zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 15 uur, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tweemaal een bromfiets bestuurd terwijl hij niet de minimumleeftijd van 16 jaar oud had bereikt. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van de verkeersregels en onverantwoorde risico’s genomen. Het hof rekent dit hem aan.
Het hof heeft kennis genomen van de tussentijdse evaluatie van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de JBRA), opgemaakt in de strafzaak met parketnummer 13-124134-21 (TUL). Aan de verdachte is in het kader van die strafzaak een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd. Uit de evaluatie van de JBRA van het toezicht daarop volgt dat het goed gaat met de verdachte. Hij komt de gemaakte afspraken met de gezinsmanager na, hij volgt een MBO niveau 2 opleiding die hij versneld mag afronden, hij loopt in kader van die opleiding stage en hij heeft positieve werkrelatie met zijn coach van [instelling] ! De verdachte laat al met al een stijgende lijn laat zien in zijn algemene ontwikkeling.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het rijden op een motorrijtuig terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan dit delict schuldig te maken, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte weegt. Een onvoorwaardelijke werkstraf van 25 uur per overtreding zoals door de kantonrechter is opgelegd, is dan ook in beginsel passend. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gegeven dat hij het inzicht heeft getoond dat hij anders had moeten handelen, aanleiding om lagere werkstraffen op te leggen, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, per overtreding een onvoorwaardelijke werkstraf van 15 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 62, 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vorderingen tenuitvoerlegging

13-124134-21:
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op de omstandigheid dat de proeftijd van deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf in de zaak met het parketnummer 13-011342-23 bij vonnis van 10 maart 2023 met een jaar is verlengd, acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Gebleken is immers dat de verdachte zich goed houdt aan de bijzondere voorwaarden en dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte er baat bij dat deze ontwikkeling niet wordt doorkruist, hetgeen het geval kan zijn als het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf wel gelast.
96-116770-21:
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof acht het, mede uit pedagogisch oogpunt, onwenselijk dat in dit geval aan het overtreden van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke straf niet de consequentie van tenuitvoerlegging van die straf wordt verbonden. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
96-119550-21:
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof acht het, mede uit pedagogisch oogpunt, onwenselijk dat in dit geval aan het overtreden van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke straf niet de consequentie van tenuitvoerlegging van die straf wordt verbonden. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
96-196864-21:
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof acht het, mede uit pedagogisch oogpunt, onwenselijk dat in dit geval aan het overtreden van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke straf niet de consequentie van tenuitvoerlegging van die straf wordt verbonden. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken B en C tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken B en C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Zaak B:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Zaak C:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Gelast de
teruggaveaan
[naam 2]van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Snorfiets.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 8 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2021, parketnummer 13-124134-21, voorwaardelijk opgelegde werkstraf van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021, parketnummer 96-116770-21, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021, parketnummer 96-119550-21, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 29 november 2021, parketnummer 96-196864-21, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
5 (vijf) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. C.J. van der Wilt en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juli 2024.
Mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.