ECLI:NL:GHAMS:2024:3543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23-002773-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging bij voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord op 24 september 2023. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het in vereniging plegen van geweld tegen politieagenten en andere hulpverleners. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum openlijk geweld heeft gepleegd door stenen en andere voorwerpen naar politieagenten te gooien. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep, omdat het de opgelegde straffen te laag vond. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren. Tevens is de verdachte verboden om wedstrijden van Ajax in het betaald voetbal bij te wonen. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van dergelijk geweld benadrukt, evenals de noodzaak van een duidelijke straf om herhaling te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het kader van een bredere aanpak van geweldsdelicten in en rond het betaald voetbal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002773-23
datum uitspraak: 19 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-244952-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juli 2024, 28 november 2024 en 5 december 2024.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Amsterdam openlijk, te weten, de Passage en/of de Johan Cruijff Boulevard en/of rondom de Johan Cruijff ArenA, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten een of meerdere politieagenten, politievoertuigen, politiehonden en/of politiepaarden door
- te gooien met vuurwerk, stenen, blikjes (met inhoud), bekers en/of andere voorwerpen tegen, althans in de richting van, voornoemde agenten, voertuigen, honden en/of paarden en/of
- te schoppen/trappen tegen, althans in de richting van, die politieagenten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2023 te Amsterdam openlijk, te weten, op de Passage en rondom de Johan Cruijff ArenA, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een goed te weten een of meerdere politieagenten, politievoertuigen en politiepaarden door te gooien met stenen en andere voorwerpen in de richting van voornoemde agenten, voertuigen en paarden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden, alsmede een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en oplegging van de artikel 38v-maatregel voor de duur van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 2 jaren, en oplegging van de artikel 38v-maatregel, inhoudende dat de verdachte geen wedstrijden van Ajax in het betaald voetbal mag bezoeken en dat een locatieverbod geldt, voor de duur van 3 jaren. Indien het hof geen straf wil opleggen die hernieuwde vrijheidsbeneming meebrengt en de verdachte in aanmerking komt voor een taakstraf, vordert de advocaat-generaal om daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van een langere duur dan die de politierechter heeft opgelegd.
De raadsman heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en bij de strafoplegging te volstaan met een (flinke) taakstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens is verzocht geen alcoholtraining en gebiedsverbod te bepalen, nu deze geen toegevoegde waarde meer hebben.
Algemene overweging ‘themazitting’
Op de zittingen van 15, 26 en 28 november 2024 heeft het hof in totaal strafzaken tegen 22 verdachten behandeld die zien op ernstige openbare ordeverstoringen bij of rond wedstrijden in het betaald voetbal. Het gaat om de wedstrijden Ajax tegen AZ op 6 mei 2023, AZ tegen West Ham United op 18 mei 2023 en Ajax tegen Feyenoord op 23 september 2023. De verdenking betreft in verreweg de meeste gevallen openlijke geweldpleging, maar ook vernieling, bedreiging en belediging zijn de revue gepasseerd. De verdachten zijn allemaal voetbalsupporters. In eerste aanleg liepen de vorderingen van de verschillende officieren van justitie (soms fors) uiteen. Datzelfde geldt voor de straffen die de verschillende politierechters hebben opgelegd. Bovendien is er veelal sprake van een aanmerkelijk verschil tussen de eis (hoger) en de opgelegde straf (lager). Het openbaar ministerie heeft in alle zaken hoger beroep ingesteld, omdat het – zo begrijpt het hof, kort samengevat – de straffen te laag vindt en het aan rechtseenheid en uniformiteit op dit vlak ontbreekt. Het hof zal in de navolgende overwegingen tot op zekere hoogte tegemoet komen aan de door het openbaar ministerie geuite wens om enige richting te geven. Een beperking daarbij is gelegen in het karakter van het misdrijf openlijk geweld, waar onder immers een scala aan uiteenlopende gedragingen kan vallen. Zo kan het bij openlijk geweld gaan om de ‘meeloper’ die schreeuwt en een trap geeft tegen een afvalbak, maar ook om iemand die een leidende rol heeft, vuurwerk afsteekt, stenen gooit richting de Mobiele Eenheid (hierna: ME) of ander grof geweld tegen mensen gebruikt. Welke strafrechtelijke reactie passend en geboden is, zal altijd afhangen van de concrete feiten en omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte.
Ernst van de feiten
De brede volkssport voetbal heeft een groot maatschappelijk belang. Het biedt ontspanning en kijkplezier voor grote groepen mensen en kan een belangrijke promotie van sportiviteit zijn. Met name bij zogenoemde hoog risico wedstrijden vergt het echter ook een enorme inzet van publieke middelen en inzet van de politie en andere hulpdiensten om alles in goede banen te leiden. Helaas gaat het desondanks geregeld mis in en rond de voetbalstadions en ontstaan er met enige regelmaat rellen, waarbij betrokkenen vaak (overmatig) alcohol en/of drugs hebben gebruikt. Deze rellen veroorzaken grote materiele schade, en soms ook letsel. Bovendien is de impact op stewards, politiemensen en andere hulpverleners vaak groot. Zij lopen de kans met grof (verbaal) geweld te worden geconfronteerd terwijl zij gewoon hun werk doen en er juist voor proberen te zorgen dat iedereen van de voetbalwedstrijd kan genieten. Ook worden de clubs en de maatschappij met de kosten en gevolgen (schade) geconfronteerd. Een aanzienlijk deel van de politiecapaciteit gaat daardoor op aan het betaald voetbal, en kan niet in worden gezet voor andere politietaken. Daarnaast leiden dergelijke feiten, die zich in het openbaar afspelen, tot gevoelens van angst, boosheid en onveiligheid bij de reguliere supporters en ook elders in de samenleving (zoals stadscentra, horecagebieden). Er bestaat dan ook een breed gedragen roep in de samenleving om dit wangedrag een halt toe te roepen en de daders ervan streng te straffen.
Persoon van de verdachte(n)
Het hof heeft in de 22 zaken allerlei verdachten voor zich gezien, die door hun raadslieden meer dan eens als ‘atypisch’ of ‘geen echte hooligan’ zijn bestempeld. Het grootste deel van hen had geen of een beperkt strafblad, en lijkt in het dagelijks leven over het algemeen naar behoren te functioneren (werk, opleiding, gezinssituatie). Men kan zich bij zo veel ‘atypische’ verdachten afvragen wat dan een typische verdachte van dergelijke delicten is. Vrijwel alle verdachten hebben enige tijd in voorarrest gezeten. Bij veel van de verdachten lijkt het strafrechtelijk ingrijpen diepe indruk te hebben gemaakt. De meeste verdachten hebben spijt betuigd. Het beeld dat veel van deze verdachten ter terechtzitting van zichzelf gaven vindt het hof zeer moeilijk te rijmen met de grofheid en ernst van de feiten waarvan zij worden verdacht, en welke zij veelal ook hebben bekend. Het lijkt alsof sommige verdachten op de betreffende “voetbal” dag elk fatsoen hebben verloren en (tijdelijk) volledig ontremd waren. Eenmaal bij zinnen lijken ze te zijn geschrokken van hun daden en de gevolgen daarvan voor anderen, maar ook voor zichzelf. Een gevangenisstraf kan immers leiden tot verlies van werk of zelfs woning en soms relaties onder spanning zetten. Desondanks kan het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat veel verdachten onvoldoende onder ogen zien dat hun eigen gedragingen niet op zichzelf staan, maar dat daarvan een katalyserende werking is uitgegaan die kenmerkend is voor dit soort ernstige ordeverstoringen. In groepsverband lokt de ene geweldshandeling de volgende uit en draagt op die manier bij aan verdere escalatie van dat (groeps)geweld als geheel.
Welke (strafrechtelijke) sancties komen in beeld?
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) suggereren voor de in deze zaken tenlastegelegde (kale) feiten veelal taakstraffen (en voor belediging en ‘eenvoudige’ bedreiging geldboetes). Het hof acht deze oriëntatiepunten echter niet toereikend in de context van voetbalrellen als de onderhavige. De ernst van de feiten, bezien in de hiervoor beschreven context, en de persoonlijke en maatschappelijke gevolgen zijn daarvoor simpelweg te groot. Wanneer men met het plegen van een strafbaar feit bijdraagt aan grootschalige ordeverstoringen rond voetbalwedstrijden dient naar het oordeel van het hof vanuit het oogpunt van vergelding en preventie een gevangenisstraf daarom het
uitgangspuntte zijn. Na beschouwing van de 22 aan het hof voorgelegde zaken komt het hof tot een bandbreedte van ongeveer 2 weken tot 3 maanden gevangenisstraf, al dan niet in combinatie met een taakstraf. Buiten deze bandbreedte vallen zaken waarin sprake is van (ernstig) letsel of zaken van verdachten met een strafblad waarop al soortgelijke misdrijven staan (zoals bij recidiverende ‘hooligans’). De aard en ernst van het concrete geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn factoren die vervolgens richting geven aan het vaststellen van de uiteindelijk op te leggen straf. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de concrete bijdrage aan het openlijk geweld, de omvang van de ordeverstoring, de schade, het aantal geweldshandelingen door een verdachte, het gebruik van (voorwerpen als) wapens, het dragen van gezichtsbedekkende kleding, discriminatoire aspecten, etc. Onder omstandigheden kunnen die factoren er ook toe leiden dat een straf onder of boven de genoemde bandbreedte passend is.
Het hof beoogt met deze bandbreedte een richtsnoer te geven waarbij recht wordt gedaan aan de strafdoelen van vergelding, bijzondere en algemene preventie en een duidelijk signaal (norminprenting) te geven dat dit gedrag, dat de maatschappij zeer veel schade berokkent, onaanvaardbaar is.
Voorts is het hof van oordeel dat in dit soort zaken in beginsel een verbod dient te volgen om (bepaalde) wedstrijden in het bepaald voetbal bij te wonen, bijvoorbeeld in de vorm van een stadionverbod. In eerste instantie ligt het op de weg van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en/of betaald voetbal organisaties (BVO’s) om een (civielrechtelijk) stadionverbod op te leggen, te meer daar een dergelijk verbod langs die weg over het algemeen sneller in werking kan treden. Het strafrecht biedt echter ook mogelijkheden op dit vlak. Een van de redenen om (ook) voor een verbod langs strafrechtelijke weg te kiezen (waarbij het stadionverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, gekoppeld aan een voorwaardelijke straf gedurende een bepaalde proeftijd), kan zijn dat het strafrecht zwaardere gevolgen kan verbinden aan overtreding van een dergelijk verbod.
Verder kunnen ook de schadevergoedingsmaatregel en de storting in het schadefonds geweldsmisdrijven in beeld komen als passende reacties. In de 22 zaken waarover het hof zich nu heeft gebogen is slechts in drie gevallen een vordering van benadeelde partijen aan de orde. In de overige zaken is geen schadevergoedingsmaatregel of andere financiële sanctie gevorderd. Gelet hierop en nu deze sancties ook geen onderdeel zijn geweest van het (meer algemene) debat tijdens deze door het openbaar ministerie geëntameerde themazitting, laat het hof die mogelijkheden in deze algemene overweging verder onbesproken.
Het verdient de aanbeveling dat er in zaken van grootschalige ordeverstoring met veel maatschappelijke impact een lik-op-stukbeleid plaatsvindt. Dat wil zeggen dat toepassing van snelrecht – zoals in de onderhavige zaken ook daadwerkelijk is gebeurd – wordt aangemoedigd. Juist in zaken die leiden tot grote maatschappelijke onrust, is het van grote waarde dat er direct een duidelijk signaal wordt afgegeven dat er wordt ingegrepen. Het strafrecht kan op die manier een bijdrage leveren aan herstel van de maatschappelijke orde.
Ten slotte overweegt het hof nog het volgende. Hoewel het openbaar ministerie in al deze zaken in hoger beroep is gegaan en heeft aangestuurd op een zogenoemde themazitting met het oog op – kort gezegd – zwaardere sancties en meer rechtseenheid, is in een groot deel van de zaken door de advocaat-generaal bij zijn strafeis nagenoeg aangesloten bij die van de officieren van justitie in eerste aanleg. Deze eisen, verdeeld over drie voetbalwedstrijden, liepen als gezegd flink uiteen. Door de advocaat-generaal werd daardoor niet een min of meer eenduidige lijn getrokken. Het hof werd in vrijwel alle zaken geconfronteerd met het dilemma dat – gelet op de ernst van de feiten – een forse gevangenisstraf passend werd geacht, maar – gelet op de persoon van de verdachte – de gevolgen voor de individuele verdachten zeer ingrijpend zouden zijn als zij opnieuw zouden komen vast te zitten. Per zaak en per verdachte heeft het hof steeds alle aspecten afgewogen en vervolgens, ook op dit punt, een beslissing genomen.
Ajax – Feyenoord en de rol van de verdachte
In deze specifieke zaak betreft het de wedstrijd van Ajax tegen Feyenoord op 23 september 2023. In aanloop naar deze wedstrijd in de Eredivisie waren er spanningen tussen Ajax-supporters en het bestuur van de voetbalclub over de tegenvallende resultaten van dat seizoen. Na vele ongeregeldheden tijdens de wedstrijd werd deze uiteindelijk gestaakt. Vervolgens verzamelde een zeer grote groep Ajax-supporters zich bij de hoofdingang van de Johan Cruijff ArenA om hun woede te uiten. Velen droegen daarbij gezichtsbedekking, wat handhaving, herstel van de openbare orde en opsporing bemoeilijkt. Er werd tegen de hoofdingang geschopt en geslagen, waarna deze werd geforceerd en supporters naar binnen gingen en binnen verdere vernielingen aanrichtten. Hierna ontstond er op de Passage rondom de ArenA een waar slagveld met rellende Ajax-supporters aan de ene kant, en politie en de ME aan de andere kant. De politie en politiepaarden werden bekogeld met stenen die letterlijk uit de straat werden getrokken en vaak eerst in kleinere brokken werden gebroken, kennelijk met het doel om ze geschikter te maken om mee te gooien. De ME heeft verschillende charges moeten uitvoeren en was genoodzaakt tot het gebruik van wapenstokken, pepperspray en traangas. Politie te paard, politiehonden en uit andere delen van het land opgeroepen collega’s moesten daarbij ondersteunen, gelet op de omvang en de heftigheid van de ordeverstoring.
De verdachte heeft met zijn gedrag hieraan bijgedragen, door (vanaf een talud) een steen te gooien naar een politieagent te paard. De verdachte heeft na het gooien van de steen zijn capuchon op gedaan en is weggerend, kennelijk teneinde de opsporing moeilijker te maken. Het hof hecht eraan op te merken dat het gooien van de steen een verdere strekking heeft dan alleen dat gooien zelf: het maakt onderdeel uit van een grootschalige ordeverstoring en draagt (op katalyserende wijze) bij aan verdere escalatie bij doordat de ene geweldshandeling de volgende uitlokt. Het geweld over het algemeen is heel beangstigend geweest, niet alleen voor de personen die werden aangevallen, maar ook voor alle aanwezigen rondom het stadion.
Sanctionering
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor in de algemene overweging is opgenomen, rechtvaardigt het handelen van de verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die binnen voornoemde brandbreedte past en waardoor de verdachte terug moet naar de gevangenis. Toch zal het hof niet voor dat laatste kiezen. In strafmatigende zin wordt namelijk rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof mede let op de brief van de psychodynamisch therapeut van 19 december 2023. De persoonlijkheid van de verdachte geeft het hof echter onvoldoende aanleiding om de verdachte middels het adolescentenstrafrecht te bestraffen. Het hof zal dan ook volgens het volwassenenstrafrecht sanctioneren. De verdachte maakte immers ter zitting in hoger beroep een volwassen indruk, die werkt en zelfstandig functioneert.
Een en ander maakt dat het hof een gevangenisstraf zal opleggen waarbij het onvoorwaardelijk deel de duur van het voorarrest niet overstijgt. Daarnaast wordt ook nog een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, waarmee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en/of de openbare de orde te verstoren.
Hoewel de verdachte dus niet terug hoeft naar de gevangenis, acht het hof het van belang dat de ernst van het gepleegde feit in de strafoplegging tot uitdrukking komt. Teneinde de strafdoelen van vergelding en speciale preventie op verantwoorde wijze met elkaar in evenwicht te brengen, zal het hof daarom bij de gevangenisstraf een onvoorwaardelijke taakstraf van maximale duur opleggen. Een taakstraf van kortere duur doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Hiermee krijgt de verdachte een hogere taakstraf opgelegd dan zijn medeverdachte Timo Ooms. Weliswaar is niet vast te stellen dat de verdachte een grotere bijdrage aan het geweld heeft geleverd dan deze medeverdachte, maar het hof ziet wel een wezenlijk verschil in de proceshouding. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het “hem is overkomen” en niet de indruk gegeven dat hij ten volle onder ogen ziet wat de ernst en het kwalijke van zijn handelen is, zodat het hof er minder van overtuigd is dat er geen risico is op recidive. Met het opleggen van de maximale taakstraf beoogt het hof de verdachte te doordringen van de ernst van zijn strafbare handelen en hem er van te weerhouden ooit weer een dergelijk misdrijf te plegen.
Tevens acht het hof het passend en geboden dat het de verdachte wordt verboden om wedstrijden van Ajax te bezoeken in het betaald voetbal. Het hof kiest, anders dan de advocaat-generaal, er echter voor om dit verbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde te bepalen bij het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, waardoor de dreiging van nog circa anderhalve maand in detentie heeft te gelden als stok achter de deur voor als de verdachte toch in de proeftijd van drie jaar een wedstrijd van Ajax in het betaald voetbal bezoekt. Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof er geen meerwaarde in om verdere bijzondere voorwaarden te stellen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
44 (vierenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd geen wedstrijden van de voetbalclub Ajax in het betaald voetbal mag bijwonen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. M.M.H.P. Houben en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 december 2024.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]