ECLI:NL:GHAMS:2024:3533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23-000838-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van vader met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn vader, gepleegd op 12 januari 2024 te Edam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, en een taakstraf van tachtig uren. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een taakstraf van zestig uren. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader meerdere malen in het gezicht heeft geslagen, wat heeft geleid tot een gebroken neus. Het hof heeft de ernst van het feit en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, wat het hof heeft meegenomen in de beslissing. De reclassering heeft geadviseerd om de verdachte deel te laten nemen aan een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing, gezien het risico op recidive.

Uiteindelijk heeft het hof de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 dagen, waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 60 uren. De verdachte moet deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van het feit en de noodzaak om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000838-24
Datum uitspraak: 5 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 april 2024 in de strafzaak onder parketnummer
15-012997-24 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Edam, gemeente Edam-Volendam zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal in het gezicht te slaan.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 januari 2024 te Edam, gemeente Edam-Volendam zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2024;
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 januari 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 5 tot en met 8 (van 43)).

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing, en een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde het deelnemen aan een gedragsinterventie, en daarnaast een taakstraf van zestig uren.
De raadsman heeft verzocht een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zonder de bijzondere voorwaarde van het deelnemen aan een gedragsinterventie. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er omstandigheden zijn geweest waardoor dit strafbare feit zich kon voordoen, te weten dat de verdachte van jongs af aan door zijn vader is geslagen en de moeizame relatie die (ook daardoor) in de loop der jaren is ontstaan. De verdachte vindt het niet nodig om deel te nemen aan een gedragsinterventie omdat hij vindt dat hij geen agressieprobleem heeft. Daarbij woont hij niet meer bij zijn ouders en heeft hij geen contact met zijn vader.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft zijn vader meerdere malen in het gezicht geslagen, waardoor zijn vader zijn neus heeft gebroken. Hiermee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het hof vindt dit een ernstig feit, temeer nu het slachtoffer zijn vader is.
Uit het strafblad van de verdachte van 19 november 2024 blijkt dat hij eerder voor geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld. In dit verband heeft het hof in het bijzonder gelet op een veroordeling in 2024 tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en een veroordeling in 2019 tot een taakstraf van veertig uren, welke taakstraf door de verdachte is verricht. Uit deze veroordelingen blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het huidige feit geweld tegen personen heeft uitgeoefend.
In het reclasseringsadvies van 22 maart 2024 staat dat sprake is van een beginnend delictpatroon inzake geweldsmisdrijven, waarbij delictgerelateerde risico’s worden gezien op het gebied van psychosociaal functioneren, houding en relaties. De verdachte lijkt over beperkte conflictoplossende vaardigheden en/of een beperkte emotieregulatie te beschikken doordat conflicten met anderen tot justitiecontacten leiden. Gelet op het risico op recidive en omdat de verdachte het gebruik van geweld rechtvaardigt, is de reclassering van mening dat de verdachte baat heeft bij het volgen van een gedragsinterventie gericht op agressie. Daarnaast zou toezicht bij de reclassering kunnen bijdragen aan duurzame stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Bij een veroordeling worden een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie agressiebeheersing geadviseerd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het voor de verdachte én de samenleving van belang is dat de verdachte deelneemt aan een gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. Het hof zal aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte deelneemt aan de gedragsinterventie, om daarmee het risico op recidive te verkleinen. Om die reden zal het hof ook een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit zal het hof aan de verdachte daarnaast een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf (waarbij het hof uitgaat van een voorarrest van één dag) en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
41 (eenenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie
I-respect of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. M. Lolkema en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2024.
Mr. Lolkema en mr. Beuze zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.