ECLI:NL:GHAMS:2024:3517
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 29 februari 2024 is gewezen. De verdachte, geboren in 1997, heeft op 1 november 2024 per e-mail laten weten dat hij het hoger beroep niet wil handhaven. Dit heeft geleid tot de vraag of de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 29 november 2024, na het onderzoek ter terechtzitting, vastgesteld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis heeft ingetrokken. Gezien het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M.F.J.M. de Werd, H.A. Stalenhoef en L. Daum aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de griffier was mr. M. Boelens. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek, waardoor de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep is bevestigd.