ECLI:NL:GHAMS:2024:3503

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.343.133/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige in het kader van het belang van het kind

In deze zaak gaat het om de omgang tussen de vader en zijn minderjarige dochter, die sinds haar geboorte bij haar pleegmoeder woont. De rechtbank Amsterdam had eerder het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewimpeld, wat leidde tot hoger beroep door de vader. De pleegmoeder en de moeder steunden de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2024, waar de vader, zijn advocaat, de advocaat van de pleegmoeder, de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren, werd de kwetsbaarheid van de minderjarige besproken. De Raad adviseerde dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader op termijn een rol in haar leven speelt, maar dat er voorzichtigheid geboden is gezien de belaste geschiedenis van het kind en de vader. Het hof oordeelde dat het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige, die behoefte heeft aan rust en stabiliteit. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af, maar liet de mogelijkheid open voor toekomstig contact als de omstandigheden veranderen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.343.133/01
zaaknummer rechtbank: C/13/702633 / FA RK 21-3445
beschikking van de meervoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. D. Simo te Culemborg,
en
[pleegmoeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de pleegmoeder,
advocaat: mr. L.T.M. Bredius te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] );
- [de moeder] (hierna de moeder).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgang tussen de vader en [minderjarige] .
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van
28 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] afgewezen. De vader is het daar niet mee eens en wil dat alsnog een omgangsregeling wordt bepaald. De pleegmoeder en de moeder zijn het eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 27 juni 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De pleegmoeder heeft op 23 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
De moeder heeft op 4 september 2024 een verweerschrift ingediend.
2.4
Het hof heeft verder het volgende stuk ontvangen en in het procesdossier opgenomen:
- een bericht van de vader van 2 september 2024 met bijlagen.
2.5
De moeder heeft op 4 november 2024 producties bij de griffie van het hof ingediend. Het hof heeft, onder verwijzing naar het procesreglement, de moeder ter zitting in hoger beroep meegedeeld dat het hof van de hiervoor genoemde producties geen kennis zal nemen, nu deze buiten de termijn van 10 dagen voor de zitting zijn ingediend, zodat die geen onderdeel uitmaken van het procesdossier.
2.6
De zitting heeft op 7 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de pleegmoeder;
- de moeder, bijgestaan door mr. L. Brito, advocaat te Rotterdam;
- de raad, vertegenwoordigd door F.L.M. Huizinga.
De pleegmoeder heeft via een geluidsverbinding aan de zitting deelgenomen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk: de ouders) zijn de ouders van (onder meer):
- [minderjarige] , geboren [in] 2016 te [plaats A] ;
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
3.2
[minderjarige] woont sinds haar geboorte bij de pleegmoeder. De pleegmoeder is de zus van de moeder.
3.3
Bij beschikking van 19 oktober 2016 heeft de rechtbank het gezag van de moeder over de toen nog ongeboren [minderjarige] met ingang van de datum van haar geboorte beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de WSS) met de voogdij over [minderjarige] belast. Bij beschikking van 20 oktober 2021 is de WSS ontslagen als voogd en is de pleegmoeder benoemd tot voogd over [minderjarige] .
3.4
Bij beschikking van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de pleegmoeder de vader eens per kwartaal schriftelijk op de hoogte moet stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [minderjarige] en een recente foto van haar moet meesturen. Daarnaast heeft de rechtbank bij die beschikking de behandeling omtrent de vaststelling van een omgangsregeling pro forma aangehouden en de raad verzocht om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Op 16 mei 2023 heeft de raad daarover rapport en advies uitgebracht aan de rechtbank.
3.5
Bij de beschikking van 5 juli 2023 heeft de rechtbank de behandeling van de omgangsregeling opnieuw pro forma aangehouden en de raad verzocht verder onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over de mogelijkheden tot omgang tussen de vader en [minderjarige] . Op 30 januari 2024 heeft de raad daarover een rapport en advies uitgebracht aan de rechtbank.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn inleidende verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] alsnog toe te wijzen, althans een zodanige omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De pleegmoeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, dan wel zijn verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Daarnaast verzoekt de pleegmoeder de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.4
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, dan wel het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel het recht op omgang ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd.
Uit het derde lid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten
5.2
De vader vindt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot omgang met [minderjarige] heeft afgewezen. De vader is veranderd en hij heeft zijn leven nu op orde. Het is van belang voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] dat zij omgang met haar vader heeft. Door contactherstel kan zij haar vader leren kennen en zelf een beeld van hem vormen. De kwetsbaarheid van [minderjarige] staat contact met de vader niet in de weg. Ook uit het raadsonderzoek van
30 januari 2024 blijkt dat contact in het belang van [minderjarige] is. De vader wil overal aan meewerken en als hulpverlening nodig is voor het opbouwen van het contact met [minderjarige] , staat hij daarvoor open. Ook is hij bereid om informatie te delen met de pleegmoeder en de moeder, maar hij kan de gegevens van zijn twee andere (meerderjarige) kinderen niet geven omdat hij deze niet kan achterhalen.
5.3
De pleegmoeder stelt dat het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is om omgang met haar vader te hebben. [minderjarige] is kwetsbaar en voordat omgang kan plaatsvinden moet zij eerst de ruimte krijgen voor het verwerken van haar verleden en het inhalen van haar achterstand op school. Omgang zou veel onrust voor [minderjarige] met zich meebrengen en is op dit moment in strijd met haar zwaarwegende belangen. Daarnaast is het voor het contactherstel nodig dat de vader informatie over zichzelf geeft, zodat [minderjarige] een indruk van hem kan krijgen. Ook moet het vertrouwen in de vader worden opgebouwd en hiervoor is meer tijd nodig. De vader heeft in het verleden namelijk ook doen voorkomen dat hij zijn leven op de rit had, maar dit bleek toen toch niet het geval te zijn. De pleegmoeder zal het melden zodra zij denkt dat [minderjarige] klaar is voor omgang met de vader.
5.4
Volgens de moeder is het herstellen van het contact tussen de vader en [minderjarige] op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . Het gaat nu niet goed met [minderjarige] en voordat kan worden gekeken naar de mogelijkheden voor contactherstel moet het eerst beter met haar gaan. Een omgangsregeling met de vader zal voor nog meer onrust zorgen. [minderjarige] is nu, gezien haar kwetsbaarheid, gebaat bij rust, veiligheid en stabiliteit. Bovendien heeft de vader meerdere keren laten zien dat hij terugvalt in zijn oude patronen en het is te vroeg om te kunnen stellen dat dit niet weer gebeurt. Omgang is daarom op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
Het advies van de raad
5.5
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad verklaard dat het in het belang van [minderjarige] is dat de vader op termijn een rol gaat spelen in haar leven. Dit is nodig voor haar identiteitsontwikkeling, omdat [minderjarige] ook afstamt van haar vader en zij moet weten waar zij vandaan komt. Maar [minderjarige] is een heel kwetsbaar kind, met een belaste geschiedenis en een ‘volle rugzak’ en onvoldoende veerkracht. Er is voor haar nog veel ‘werk aan de winkel’, met school en met het contact met haar moeder. Er moet heel voorzichtig worden gewerkt aan het realiseren van omgang tussen de vader en [minderjarige] . De eerste stap in het toekomstige contactherstel is gezet doordat er (na de mediation) mailcontact is geweest tussen de vader en de pleegmoeder. Er is sprake van een ‘grijs gebied’ in de opbouw. Het is in de eerste plaats van belang dat de vader informatie over zichzelf aan de pleegmoeder geeft, zodat [minderjarige] een beeld van hem kan gaan vormen. Haar omgeving moet haar daarbij kunnen steunen en de vader zal daarom ook aan hun vertrouwen in hem moeten werken, want [minderjarige] zal in een krachtenveld terecht komen waarin zij overeind moet blijven. Vervolgens zullen de vader en de pleegmoeder, met behulp van de hulpverlening, moeten onderzoeken hoe aan het proces van het op den duur bewerkstelligen van omgang vorm kan worden gegeven, waarbij moet worden aangesloten bij het belang van [minderjarige] .
Beoordeling door het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt. Als uitgangspunt geldt dat een kind en een ouder recht hebben op contact met elkaar. Het is voor een kind van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat het zwaarwegend belang van het kind meebrengt dat door de rechter geen omgangsregeling wordt vastgesteld. Naar het oordeel van het hof is op dit moment sprake van een dergelijke situatie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat er al veel is gebeurd in het jonge leven van [minderjarige] . Zij woont sinds haar geboorte bij de pleegmoeder en groeit daar op, onder meer omdat de zorg bestond dat [minderjarige] bij de ouders in een onveilige omgeving terecht zou komen. Tussen de ouders was sprake van huiselijk geweld.
Ter zitting in hoger beroep en uit het raadsrapport van 30 januari 2024 is gebleken dat nog altijd onrust in het leven van [minderjarige] bestaat en dat zij daar last van heeft. Aan haar is op enig moment verteld wie haar biologische moeder is, waarna zij een periode van slag is geweest. Op school zijn er ook zorgen over [minderjarige] . Zij heeft extra begeleiding nodig en heeft moeite om aansluiting te vinden bij haar leeftijdsgenoten. Als gevolg van al deze omstandigheden is [minderjarige] een kwetsbaar meisje. Het hof overweegt dat zij daarom gebaat is bij rust en stabiliteit in haar leven. Het op dit moment vaststellen van een omgangsregeling met de vader zou tot veel onrust voor [minderjarige] leiden. De vader is tijdens het opgroeien van [minderjarige] de laatste jaren niet in beeld geweest. Toen [minderjarige] jong was is er wel contact geweest tussen haar en de vader, maar dit is in de loop van de tijd gestopt. [minderjarige] is inmiddels over haar status voorgelicht en zij weet dat de vader haar biologische vader is. Vanwege de kwetsbaarheid van [minderjarige] , alles wat zij heeft meegemaakt en haar behoefte aan rust en stabiliteit, is het hof van oordeel dat contactherstel met de vader op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is.
Daarbij speelt ook een rol dat de pleegmoeder en de moeder door hun ervaringen met de vader onvoldoende vertrouwen in hem hebben. De vader zal zich moet inspannen om dit vertrouwen op te bouwen. Daarvoor is onder meer nodig dat hij informatie over zichzelf deelt. Positief is dat de vader aan zichzelf werkt en probeert om structuur en stabiliteit in zijn leven aan te brengen. Voordat contactherstel tussen [minderjarige] en de vader kan plaatsvinden is het echter van belang dat de vader verder aan zichzelf blijft werken en dat hij de positieve ontwikkelingen in zijn leven blijvend voortzet. Wel ziet het hof, net als de raad, dat het van belang is voor [minderjarige] dat de vader in de toekomst een rol in haar leven krijgt en dat voorzichtig stappen moeten worden gezet om toe te werken naar contactherstel. Daarbij benadrukt het hof dat de pleegmoeder en de moeder zich daar ook voor zullen moeten inspannen, zodat vorm kan worden gegeven aan het op termijn herstellen van het contact.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
Het hof zal het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] te bepalen dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.7
Het hof merkt nog op dat dit niet betekent dat omgang in de toekomst niet mogelijk is. Als de omstandigheden zijn gewijzigd, zoals wanneer [minderjarige] ouder is en het leven van de vader verder stabiliseert en die situatie bestendig is, kan voorzichtig, zo nodig met hulpverlening, gestart worden met contact. Als dit niet in onderling overleg lukt, heeft de vader de mogelijkheid opnieuw een verzoek tot omgang in te dienen bij de rechtbank.
Proceskosten
5.8
Het hof ziet geen aanleiding om de vader in de proceskosten te veroordelen, zoals de pleegmoeder heeft verzocht. Het hof zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E. Buitendijk, J.M. van Baardewijk en
J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op
17 december 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.