Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
- vergoeding van door [appellanten] geleden schade van totaal € 8.000,00, bestaande in verminderd woongenot en immateriële emotionele schade; en
- tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.406,39 en de proceskosten, inclusief de nakosten.
5.Beoordeling
- de aard en de inhoud van de overeenkomst;
- de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen;
- de wederzijds kenbare belangen van partijen; en
- de overige omstandigheden van het geval.
- Het vervalbeding in de AVA 2013 vervangt een wettelijke verjaringstermijn door een vervaltermijn. Dergelijke bedingen staan op de grijze lijst en worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
- Het doel van het vervalbeding is om de aannemer te beschermen tegen late onverwachte vorderingen waartegen de aannemer zich door een met de jaren slechter wordende bewijspositie moeilijk kan verdedigen. Het doel van de wettelijke klachtplicht en verjaringsregeling is hetzelfde. De wettelijke regeling en het vervalbeding beschermen dus hetzelfde belang van de aannemer, maar het vervalbeding heeft voor de consument verdergaande negatieve consequenties.
- Weliswaar wordt zowel in het geval van het vervalbeding als in het geval van de wettelijke klachtplicht van [appellanten] verwacht dat zij onderzoek doen en op tijd klaagt. Het vervalbeding dwingt [appellanten] echter tot procederen. Zij verliezen immers hun rechten als de dagvaarding niet op tijd is uitgebracht. De wettelijke regeling vereist ‘slechts’ dat [appellanten] op tijd bij [geïntimeerde] klagen. De wettelijke regeling biedt dus meer ruimte aan partijen om het conflict in eerste instantie in goed overleg op te lossen.
- Een vervaltermijn kan niet worden gestuit. Ingebrekestellingen door [appellanten] hebben dus geen invloed op de vervaltermijn. Dit in tegenstelling tot de verjaringstermijn, die wel kan worden gestuit. Een ingebrekestelling geeft [appellanten] dus meer tijd om [geïntimeerde] te dagvaarden. Overigens geeft dit beide partijen ook meer tijd om een procedure te voorkomen door het voeren van minnelijk overleg.
- De consequenties van een vervalbeding verschillen van de consequenties van de wettelijke verjaringsregeling. Als de vervaltermijn is verstreken, verliezen [appellanten] hun recht geheel. Zowel de vordering als de natuurlijke verbintenis gaan teniet. Bij verjaring verliezen [appellanten] alleen hun recht om een vordering in te stellen met betrekking tot de gestelde gebreken. Zij houden wel de natuurlijke verbintenis en kunnen die bijvoorbeeld als verweer gebruiken in het geval [geïntimeerde] hen in rechte zou aanspreken.
- De termijn die de consument op grond van het vervalbeding krijgt voordat zijn recht vervalt, is twee, vijf of tien jaar na het verstrijken van de onderhoudstermijn. Anders dan de wettelijke verjaringstermijn van twee jaar na de eerste klacht kunnen de contractuele vervaltermijnen al gaan lopen voordat het gebrek is ontdekt. Dat is weliswaar ook het geval bij de wettelijke verjaringstermijn van twintig jaar, maar die is weer aanzienlijk langer dan de contractuele termijnen.
nasluiting van de overeenkomst (zie ook hiervoor onder 5.5). Het komt immers aan op eventuele onredelijk bezwarende gevolgen van het beding, ongeacht of deze zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan. Dat [appellanten] de AVA 2013 zelf hebben voorgesteld is weliswaar relevant, maar legt onvoldoende gewicht in de schaal om het beding daarom niet onredelijk bezwarend of oneerlijk te achten. Niet vastgesteld kan worden dat [appellanten] als consumenten op de hoogte waren van de verstrekkende gevolgen van het vervalbeding voor hun rechten.
6.Beslissing
dinsdag 28 januari 2025voor (nadere) memorie aan de zijde van [appellanten] ;