ECLI:NL:GHAMS:2024:3479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.324.737/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering tussenplafond in appartement en gevolgen voor geluidsisolatie en monumentale plafondschildering

In deze zaak gaat het om de verwijdering van een tussenplafond door [appellant], eigenaar van een appartement, waardoor een monumentale plafondschildering zichtbaar werd. [geïntimeerde 1], die boven [appellant] woont, stelt dat de geluidsisolatie door deze verwijdering is verminderd en dat [appellant] dit niet zonder toestemming van de Vereniging van Eigenaren (VVE) had mogen doen. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot terugplaatsing van het tussenplafond, wat hij aanvecht in hoger beroep. Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en voegt een dwangsom toe aan de veroordeling tot terugplaatsing. De zaak is complex door de betrokkenheid van monumentale elementen en de regels van de VVE. Het hof oordeelt dat de toestemming van de VVE vereist was voor de verwijdering van het plafond, omdat dit de geluidsisolatie tussen de appartementen beïnvloedde. De vorderingen van [geïntimeerden] tot herstel van de situatie worden toegewezen, en [appellant] wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.737/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8281296 CV EXPL 20-1414
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2.
VERENIGING VAN EIGENAARS [geïntimeerde 2],
gevestigd te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] (afzonderlijk: [geïntimeerde 1] en de VVE) genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] is eigenaar van een appartement dat zich onder het appartement van [geïntimeerde 1] bevindt. [appellant] heeft een tussenplafond in zijn appartement verwijderd, waardoor een monumentale plafondschildering zichtbaar is geworden. [geïntimeerde 1] stelt dat de geluidsisolatie als gevolg van het verwijderen van het tussenplafond is verminderd en dat [appellant] het tussenplafond niet zonder toestemming van de VVE had mogen verwijderen. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot terugplaatsing van het tussenplafond. [appellant] komt daartegen op in hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis en wijst daarnaast de vordering van [geïntimeerden] tot oplegging van een dwangsom toe.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 15 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een (eind)vonnis van 23 december 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen enerzijds [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en anderzijds [geïntimeerde 1] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie en de VVE als gevoegde partij (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 25 juli 2024 laten toelichten door hun voornoemde advocaten. De behandeling van de zaak is vervolgens enige tijd aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellant] zal toewijzen en de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] tot terugbetaling aan [appellant] van hetgeen hij heeft betaald ter uitvoering van het vonnis, met wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten in beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. Daarnaast hebben zij bij wijze van eisvermeerdering gevorderd - uitvoerbaar bij voorraad - een dwangsom te verbinden aan de veroordeling van [appellant] om het gestuukte plafond in zijn appartement op zijn kosten te herstellen in de toestand zoals die bestond voordat dit plafond door [appellant] in juli-augustus 2018 is verwijderd, althans aan zijn veroordeling om een (andere) oplossing te realiseren voor de vanuit zijn kantoor veroorzaakte geluidsoverlast. Een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 1.1 tot en met 1.13 van het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 30 oktober 2020 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] is sinds 2018 eigenaar van het appartementsrecht aan de [straat] 74 te [woonplaats] . Het betreft bedrijfsruimte op de begane grond van het achterhuis met berging in het souterrain. In de bedrijfsruimte werden pilateslessen gegeven. [appellant] heeft het appartement gekocht van [geïntimeerde 1] .
3.2.
[geïntimeerde 1] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [straat] 74 C te [woonplaats] . Het betreft de woning op de eerste en tweede verdieping van het achterhuis met berging in het souterrain en dakterras op de eerste verdieping. Het appartement bevindt zich (deels) boven het appartement van [appellant] .
3.3.
De VVE heeft zeven leden, onder wie [appellant] en [geïntimeerde 1] .
3.4.
Op de splitsing van het gebouw [straat] 72-74 te [woonplaats] zijn de bepalingen van het modelreglement van 22 februari 1973 (hierna: het Modelreglement) van toepassing verklaard, met uitzondering van die welke zijn opgenomen in de annex.
3.5.
In artikel 2 van het Modelreglement is bepaald wat onder de gemeenschappelijke gedeelten wordt gerekend. In de tussen partijen geldende splitsingsakte is dit artikel vervangen door de volgende bepaling:

Tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren:
1. De fundamenten.
2. De standleidingen (riool en de aanvoerleidingen van gas, water en electra tot in de appartementen).
3. De gemeenschappelijke ruimten.
4. De dragende muren, de voor- en achtergevels (inclusief het schilderwerk hiervan), de balklagen en de daken met inbegrip van goten, hemelwaterafvoer en schoorstenen. (Centrale verwarming installaties, vloeren, plafonds, terrassen, balcons en de buitenkozijnen behoren derhalve niet tot de gemeenschappelijke gedeelten.)
(…)”
3.6.
Artikel 7 van het Modelreglement luidt als volgt:

De eigenaars of gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering in het gebouw aanbrengen, waardoor de hechtheid ervan in gevaar zou worden gebracht of waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie ervan gewijzigd zou worden.”
Aan dit artikel is in de geldende splitsingsakte toegevoegd:
“of waardoor de geluidsisolatie tussen de appartementen zou worden verminderd.
3.7.
[appellant] heeft in 2018 een tussenplafond in zijn appartement verwijderd, waardoor een monumentale plafondschildering zichtbaar is geworden.
3.8.
[geïntimeerde 1] heeft na het verwijderen van het tussenplafond geklaagd over geluidsoverlast.
3.9.
[appellant] heeft met [geïntimeerde 1] gesproken over mogelijkheden om tot een oplossing te komen.
3.10.
[Persoon 1] , bouwkundige HTL, verbonden aan Hensing Bouwkunde (hierna: [Persoon 1] ), heeft op 28 november 2018 aan [appellant] onder meer bericht:

De mate van geluidswering met het vrijhangende plafond (de oorspronkelijke toestand) is niet meer vast te stellen. Het plafond is immers volledig verwijderd.
(…) de vloer kan niet zo maar worden opgehoogd, omdat de (monumentale) entreedeur (van het appartement op de 2e verd) erg laag is en het ophogen van de vloer onder het toilet en de boekenkast beperkingen geven.
(…) Ik heb wat rondgebeld en geïnformeerd naar (professionele-) ervaringen met dergelijke situaties. Daar komen wisselende ervaringen en adviezen uit (die qua regelgeving niet volledig ‘hard’ te maken zijn) waarvan ik hierbij een soort samenvatting zal geven;
(…)
Resumé en de oplossingsrichting;
Een oplossing direct OP de monumentale houten vloerdelen ligt het meest voor de hand. (…) Om er voor te zorgen dat er een brandwerende laag komt, denk ik aan het aanbrengen van een laag cement/gipsvezelplaat van 20 mm, veelvuldig vast te schroeven op de bestaande (monumentale-) vloerdelen. Op deze laag een 40 mm dikke (gegoten) anhydrietvloer (voor de egalisatie) met een ingestort wapeningsnet. (…) Op dit pakket kan de vloerafwerking worden aangebracht, zoals parket o.i.d. (…) Totaal betekent dit een verhoging van de vloer met zo’n 6 cm. (…) Bij de entree, de toilet en de boekenkast dienen oplossingen te worden gecreëerd, zoals een opstapje o.i.d.. Dit euvel is niet te voorkomen en bij rijksmonumenten te accepteren. Bij dit (praktische) advies moet ik nadrukkelijk kenbaar maken dat dit niet onderbouwd is middels een berekening o.i.d. Berekeningen maken kosten relatief veel geld. Te denken aan € 1500 á € 2000. Geluidsmetingen laten verrichten kosten ook nog eens zo’n bedrag. Garanties zijn overigens niet te geven.”
3.11.
Ir. [Persoon 2] , adviseur bij Cauberg Huygen B.V. (hierna: [Persoon 2] ), heeft in opdracht van [geïntimeerde 1] een theoretisch akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluidsisolatie van de vloerconstructie tussen de woning van [geïntimeerde 1] en de bedrijfsruimte van [appellant] . In de notitie van [Persoon 2] van 14 mei 2020 staat onder meer het volgende:

Het doel van het onderzoek is het theoretisch uiteenzetten van het verschil in luchtgeluidisolatie van de woningscheidende verdiepingsvloer in de situatie voordat het verlaagde plafond is verwijderd en in de situatie nadat het verlaagde plafond is verwijderd.
(…)
Uit het theoretisch onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
- Het verwijderen van het verlaagde plafond heeft naar verwachting tot een verslechtering geleid van de luchtgeluidisolatie van circa 5 dB tot 6dB. De beleving van een geluidisolatieverschil van circa 5 dB tot 6 dB is goed hoorbaar voor het menselijk oor.
- Het is niet aannemelijk dat het type en de uitvoering van het, reeds verwijderde, verlaagde plafond geleid heeft tot het optreden van massa-veerresonanties.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, in conventie, gevorderd voor recht te verklaren:
a. dat hij niet in strijd heeft gehandeld met de splitsingsakte door de tussenlaag weg te halen;
b. indien en voor zover wordt geoordeeld dat wel sprake is van een schending van de splitsingsakte, dat het feit dat het oorspronkelijke plafond een dusdanig oude en monumentale plafondschildering bevat, de restauratie van dit originele plafond en het behoud ervan rechtvaardigt;
c. dat de verminderde geluidsisolatie (voor zover deze zou zijn ontstaan) door het weghalen van de tussenlaag, geen grondslag biedt voor het terugplaatsen van de tussenlaag, daar er ruim voldoende alternatieven zijn om de kwaliteit van de geluidsisolatie (terug) te brengen naar het niveau waarop het zich naar de mening van [geïntimeerde 1] bevond toen de tussenlaag nog aanwezig was;
d. dat het [appellant] is toegestaan om de buizen (van [geïntimeerde 1] die door het appartement van [appellant] lopen) te doen verwijderen op kosten van [geïntimeerde 1] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van, kort gezegd, € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00. Ten slotte heeft [appellant] gevorderd [geïntimeerde 1] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[appellant] heeft aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft door het weghalen van het tussenplafond niet in strijd gehandeld met de splitsingsakte en/of de regels van de VVE omdat het tussenplafond geen woningscheidende laag was maar een tussenlaag. Verder betwist [appellant] dat de geluidsisolatie tussen de beide appartementen is verminderd door het weghalen van de tussenlaag, mede in verband met de staat waarin de tussenlaag verkeerde. [appellant] heeft verder gewezen op het beleidskader Monumenten van de gemeente [woonplaats] en geconcludeerd dat het uitgangspunt is dat bestaande plafonds worden gehandhaafd en hersteld en dat bij een monumentaal interieur een verlaagd plafond niet is toegestaan.
4.3.
[geïntimeerden] hebben verweer gevoerd en in reconventie gevorderd [appellant] te veroordelen:
primair om het gestuukte plafond in zijn appartement op zijn kosten te herstellen in de toestand zoals die bestond voordat dit plafond door [appellant] in juli-augustus 2018 is verwijderd, zodanig dat [geïntimeerde 1] geen geluidsoverlast en geluidshinder meer ondervindt in zijn woning vanuit het kantoor van [appellant] ;
Subsidiair om op zijn kosten een oplossing te realiseren voor de vanuit zijn kantoor veroorzaakte geluidsoverlast en geluidshinder voor [geïntimeerde 1] , zodanig dat [geïntimeerde 1] in zijn woning geen geluidsoverlast en geen geluidshinder meer ondervindt vanuit het kantoor van [appellant] ,
alles met veroordeling van [appellant] in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, zowel in conventie als in reconventie.
4.4.
[geïntimeerden] hebben aan hun vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant] heeft de splitsingsakte overtreden door zonder toestemming van de vergadering van eigenaars een verandering in het gebouw aan te brengen waardoor de geluidsisolatie tussen de appartementen van [geïntimeerde 1] en [appellant] is verminderd. [geïntimeerde 1] ondervindt hierdoor geluidshinder van [appellant] . [geïntimeerde 1] voert aan dat hij wil meewerken aan een oplossing, maar in het geval het aanbrengen van een anhydrietvloer de geluidsoverlast niet wegneemt, dient het plafond alsnog te worden teruggeplaatst.
4.5.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis een deskundigenbericht gelast over de vraag of de verwijdering van het plafond tot een afname van de geluidsisolatie tussen de appartementen van [geïntimeerde 1] en [appellant] heeft geleid. De door de kantonrechter benoemde deskundige is in het door hem uitgebrachte rapport tot de conclusie gekomen dat aannemelijk is dat de verwijdering van het tussenplafond tot een vermindering van de luchtgeluidisolatie van ongeveer 10 dB heeft geleid.
4.6.
Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter vervolgens de vorderingen van [appellant] afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] het tussenplafond op grond van artikel 7 van het Modelreglement niet zonder toestemming van de VVE heeft mogen verwijderen omdat dit, zoals blijkt uit het deskundigenonderzoek, tot afname van de luchtgeluidisolatie heeft geleid. Op grond van het voorgaande is de door [appellant] als eerste gevorderde verklaring voor recht (a) afgewezen. De tweede gevorderde verklaring voor recht (b) is afgewezen omdat de vraag of de monumentale plafondschildering al dan niet mag worden gerestaureerd en behouden in dit geding niet aan de orde is, maar slechts de kwestie van de aanwezigheid van het tussenplafond. De derde gevorderde verklaring voor recht (c) is afgewezen omdat niet is gebleken van een toereikende oplossing voor de verminderde geluidsisolatie. De vierde verklaring voor recht (d) is afgewezen omdat [appellant] aan de VVE toestemming had moeten vragen voor deze wijziging omdat het gaat om een wijziging van een gemeenschappelijk gedeelte.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerden] tot plaatsing van een tussenplafond toegewezen omdat niet is gebleken van enige belemmering tot toewijzing van deze vordering. De vordering is, naar het oordeel van de kantonrechter, in die zin toewijsbaar dat de mate van geluidsisolatiewerking dient te worden bereikt zoals die bestond voor het verwijderen van het plafond.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met vijf grieven op.
5.2.
De eerste grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat uit het deskundigenbericht blijkt van een vermindering van 8 tot 10 dB van de luchtgeluidsisolatie tussen de appartementen als gevolg van het verwijderen van het tussenplafond. [appellant] voert aan dat het onmogelijk is om vast te stellen of het verwijderen daadwerkelijk tot afname van de luchtgeluidsisolatie heeft geleid doordat er geen nulmeting heeft plaatsgevonden vóór het verwijderen van het tussenplafond, dat in zeer slechte staat was. Dit brengt met zich dat voor het verwijderen van het tussenplafond geen toestemming van de VVE was vereist. [appellant] verzoekt het hof in dat kader een deskundige om een second opinion te vragen.
5.3.
De eerste grief slaagt niet. Er kan geen nulmeting meer plaatsvinden omdat [appellant] het tussenplafond al heeft verwijderd. Met die wetenschap heeft de kantonrechter de deskundige opdracht gegeven om zich op basis van de door partijen overgelegde stukken een oordeel te vormen over de staat van het tussenplafond in het appartement van [appellant] voordat het werd verwijderd en om de vraag te beantwoorden of als gevolg van het verwijderen van het tussenplafond de geluidsisolatie is verslechterd. Het hof ziet geen aanleiding een andere deskundige om een second opinion te vragen omdat ook die deskundige geen nulmeting kan verrichten. In het licht van het feit dat [appellant] zelf een nulmeting onmogelijk heeft gemaakt door het tussenplafond te verwijderen, rust op hem de taak om gemotiveerd verweer te voeren tegen de conclusies van de deskundige. [appellant] heeft wel aangevoerd dat het tussenplafond niet heeft kunnen dienen als geluidsisolatie omdat het in zeer slechte staat verkeerde, maar [geïntimeerde 1] heeft de slechte staat van het tussenplafond gemotiveerd betwist. Dat de staat van het tussenplafond niet volledig kan worden vastgesteld, komt voor rekening en risico van [appellant] . Hetgeen [appellant] verder nog (zonder enige onderbouwing) heeft aangevoerd is onvoldoende om af te doen aan de conclusies van het deskundigenrapport.
5.4.
Omdat de deskundige heeft geconcludeerd dat het verwijderen van het tussenplafond tot afname van de (lucht)geluidisolatie heeft geleid, was voor de verwijdering van het tussenplafond, anders dan [appellant] meent, toestemming van de VVE vereist op grond van (het hiervoor onder 3.6 genoemde) artikel 7 van het Modelreglement. [appellant] heeft nog aangevoerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het verwijderde tussenplafond geen gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw van de VVE betrof, en voegt daar als zijn conclusie aan toe dat daardoor geen toestemming van de VVE was vereist om het tussenplafond te verwijderen. Hij miskent daarmee dat de kantonrechter tevens samengevat als volgt heeft geoordeeld.
Op grond van artikel 2 van het van toepassing zijnde Modelreglement) behoren plafonds niet tot de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw. In artikel 7 van het van toepassing zijnde Modelreglement is evenwel bepaald dat de eigenaars of gebruikers niet zonder toestemming van de vergadering een verandering in het gebouw mogen aanbrengen waardoor de geluidsisolatie tussen de appartementen zou worden verminderd. Het “gebouw” omvat niet alleen de gemeenschappelijke gedeelten, maar ook de gedeelten die niet gemeenschappelijk zijn. De stelling van [appellant] dat het verwijderde tussenplafond geen gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw betrof kan dan ook op zichzelf niet tot de conclusie leiden dat voor het verwijderen geen toestemming van de VVE vereist was. Die toestemming was namelijk wel nodig indien door de verwijdering van het tussenplafond de geluidsisolatie zou worden verminderd. Aldus telkens de kantonrechter.
Tegen dat oordeel heeft [appellant] geen grieven gericht noch heeft hij het standpunt van [geïntimeerde 1] op dat punt ooit weersproken.
5.5.
De tweede grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het onderhavige geschil niet gaat over de vraag of de monumentale plafondschildering al dan niet mag worden gerestaureerd en behouden, maar over de verwijdering van het tussenplafond. [appellant] stelt dat de kantonrechter ten onrechte voorbij gaat aan de samenhang van deze kwesties. Volgens [appellant] bestaat er wel degelijk een verplichting om het door Monumenten en Archeologie gewaardeerde plafond van [appellant] in het zicht te houden. Dit hangt samen met het beleidskader monumenten van de gemeente [woonplaats] (hierna: het beleidskader), aldus [appellant] .
5.6.
Van een verplichting om de plafondschildering in het zicht te houden is, anders dan [appellant] aanvoert, niet gebleken. Het hof is, evenals de kantonrechter, van oordeel dat het beroep van [appellant] op het beleidskader niet slaagt. Op grond van artikel 8.7 van het beleidskader is het vervangen van een historisch waardevol plafond vergunningplichtig. Het terugplaatsen van een tussenplafond betekent niet dat het bestaande plafond wordt vervangen. Uit een e-mail van 14 januari 2020 van [Persoon 3] , senior inspecteur bouw- en woningtoezicht van de gemeente [woonplaats] , volgt bovendien dat weliswaar bij het opnieuw aanbrengen van een plafond, het bestaande beschilderde plafond niet mag worden beschadigd, maar niet dat dit plafond in het zicht moet worden gehouden. De tweede grief slaagt daarom niet.
5.7.
De derde grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet gebleken is van een toereikende oplossing aan de zijde van [appellant] . [appellant] voert aan dat hij het aanbod heeft gedaan om [geïntimeerde 1] een bedrag van € 3.000,- te betalen voor het vernieuwen of aanpassen van diens vloer. [geïntimeerde 1] is hiermee niet akkoord gegaan, hetgeen te meer klemt nu [geïntimeerde 1] hoe dan ook van plan was om zijn woning en vloer te renoveren, aldus [appellant] .
5.8.
Wellicht heeft [appellant] gekeken naar alternatieven en daarmee gezocht naar een toereikende oplossing voor de geluidsoverlast. Maar niet is gebleken dat die alternatieven daadwerkelijk een concrete en toereikende oplossing daarvoor boden. Uit de stukken blijkt slechts dat [appellant] een voorstel heeft gedaan voor het aanpassen door [geïntimeerde 1] van de vloer in zijn appartement. Uit het door [appellant] bij [Persoon 1] ingewonnen advies, zoals hiervoor vermeld onder 3.10, volgt echter dat het ophogen van de vloer op de verdieping van [geïntimeerde 1] wel ertoe leidt dat bij de entree, het toilet en de boekenkast aanpassingen nodig zijn, maar geen garantie biedt dat de benodigde geluidsisolatie ook daadwerkelijk wordt behaald. Dit kan naar het oordeel van het hof dan ook niet als een toereikende oplossing worden beschouwd. De derde grief slaagt niet.
5.9.
De vierde grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de standleidingen tot de gemeenschappelijke delen van de VVE behoren op grond van artikel 2 van het Modelreglement. [appellant] voert aan dat de buizen en leidingen waar het om gaat enkel ten dienste staan van het appartement van [geïntimeerde 1] . Het gaat dus om een privégedeelte en geen gemeenschappelijk gedeelte van de VVE, aldus [appellant] . [appellant] verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2022:7191), waarin is geoordeeld dat een gedeelte van gas- en waterleidingen tussen de meter en appartement behoort tot het privégedeelte van een appartementseigenaar.
5.10.
De vierde grief slaagt niet. [geïntimeerden] hebben onderbouwd gesteld dat de standleidingen die door het appartement van [appellant] lopen niet alleen ten dienste staan van het appartement van [geïntimeerde 1] , maar ook van het appartement van [Persoon 4] . [appellant] heeft dat niet gemotiveerd weersproken. [geïntimeerden] stellen bovendien terecht dat voor de vraag of standleidingen tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren, niet doorslaggevend is aan wie die leidingen ten dienste staan. Bepalend is wat uit de splitsingsakte volgt. Op grond van artikel 2 van het Modelreglement (zoals hiervoor weergegeven onder 3.5) behoren standleidingen tot het gemeenschappelijke gedeelte van de VVE. Anders dan in de uitspraak waarnaar [appellant] verwijst, wordt ten aanzien van de gemeenschappelijke gedeelten in genoemd Modelreglement geen voorbehoud gemaakt.
Dwangsom
5.11.
Het hof ziet aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling in V. van het bestreden vonnis, zoals in hoger beroep gevorderd door [geïntimeerden] , met dien verstande dat [appellant] deze pas zal verbeuren als hij na een periode van drie maanden na betekening van dit arrest niet heeft voldaan aan deze veroordeling. Het hof zal aan de op te leggen dwangsom van € 100,- per dag een maximum verbinden van € 25.000,-.
Slotsom en kosten
5.12.
Het hoger beroep van [appellant] heeft geen succes. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, waaronder begrepen de veroordeling in de proceskosten en de kosten van de deskundige in eerste aanleg. De vijfde grief, die zich richt tegen die kostenveroordeling, wordt derhalve verworpen. Aan de veroordeling onder V. van het bestreden vonnis zal een dwangsom worden verbonden. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
bepaalt voorts dat [appellant] een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag dat hij na een periode van drie maanden na betekening van dit arrest niet heeft voldaan aan de in V. van het bestreden vonnis uitgesproken veroordeling om het gestuukte plafond in zijn appartement op zijn kosten te herstellen in de toestand zoals die bestond voordat dit plafond door [appellant] in juli-augustus 2018 is verwijderd, met een maximum van € 25.000,-;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 783,- aan verschotten € 1.716,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, L.A.J. Dun en I. de Greef en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.