ECLI:NL:GHAMS:2024:3477

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.326.567/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor het aanbrengen van bamboepalen op dakterras en de rol van de Vereniging van Eigenaren

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [appellant], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van zijn gebouw. De appellant heeft bamboepalen op zijn dakterras geplaatst zonder toestemming van de VvE, wat leidde tot een besluit van de VvE om deze te laten verwijderen. De appellant verzocht de kantonrechter om het besluit nietig te verklaren, stellende dat het in strijd was met de wet en het splitsingsreglement. De kantonrechter wees dit verzoek af, waarna de appellant in hoger beroep ging. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, oordelend dat de appellant toestemming had moeten vragen voor het aanbrengen van de bamboepalen, aangezien deze als uitstekende voorwerpen worden beschouwd volgens het modelreglement. Het hof oordeelde dat het besluit van de VvE niet willekeurig of disproportioneel was, en dat de belangen van andere appartementseigenaren in acht moesten worden genomen. De appellant werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van de VvE dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.326.567/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 10012197 EA VERZ 22-444
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2024
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. D.N. Reijnders te Utrecht,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS ONDERSPLITSING WOONTOREN I GEBOUW [geïntimeerde] GELEGEN NABIJ DE [Straat] TE [woonplaats] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Y.H. van Ballegooijen te Breda.
Partijen worden hierna [appellant] en de VvE genoemd.

1.De zaak in het kort

Verzoeker heeft op het dakterras van zijn appartement bamboepalen aangebracht. Hij heeft daarvoor geen toestemming gevraagd aan de vereniging van eigenaren van het appartementengebouw. Die vereniging heeft besloten de bamboepalen te laten verwijderen. Verzoeker voert aan dat dit besluit in strijd is met de wet en/of het splitsingsreglement dan wel in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Hij verzoekt daarom het besluit nietig te verklaren dan wel te vernietigen. Dat verzoek is door de kantonrechter afgewezen. Het hof bevestigt die beslissing omdat verzoeker volgens het splitsingsreglement toestemming had moeten vragen om de bamboepalen te plaatsen en niet is gebleken van willekeur of van een disproportioneel besluit.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
3 mei 2023, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam op 4 april 2023 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en alsnog zal verklaren voor recht dat het besluit van de VvE van 23 juni 2023 tot verwijdering van het bamboe in het privégedeelte van [appellant] nietig is, dan wel dat besluit zal vernietigen, met veroordeling van de VvE in de kosten van beide instanties.
Op 19 september 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van de VvE ingekomen, strekkende tot bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van, naar het hof begrijpt, dit hoger beroep met nakosten en rente.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 19 september 2024. Bij die gelegenheid hebben partijen door voornoemde advocaten het woord gevoerd, mr. Reijnders aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is nader bepaald op heden.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1
Een complex van drie naast elkaar te realiseren multifunctionele gebouwen, gelegen nabij de [Straat] te [woonplaats] , is bij akte van 16 januari 2017 gesplitst in vijf appartementsrechten, genummerd A1 tot en met A5 (verder ook: de hoofdsplitsing). Bij deze akte is het Modelreglement 2006 (hierna: het modelreglement) met wijzigingen en aanvullingen van toepassing verklaard.
3.2
Bij akte van dezelfde datum is appartementsindex A3, ook wel woontoren 1, ondergesplitst in 49 appartementsrechten met indexnummers A6 tot en met A54. Bij deze akte is eveneens het splitsingsreglement met wijzigingen en aanvullingen van toepassing verklaard, en is de VvE opgericht.
3.3
Het modelreglement luidt, voor zover relevant en in zoverre in de akte van ondersplitsing ongewijzigd van toepassing verklaard:
(artikel 2 lid 2)
Een eigenaar of gebruiker mag geen onredelijke hinder aan de andere eigenaars en gebruikers toebrengen. (…)
(artikel 22 lid 2)
Het zichtbaar aanbrengen in of aan het gebouw van naamborden, reclameaanduidingen, uithangborden, zonweringen, windschermen, vlaggen, spandoeken, bloembakken, schijnwerpers, (schotel)antennes, antennes van zendamateurs, luchtbehandelings- en koelinstallaties en in het algemeen van uitstekende voorwerpen (…) mag slechts geschieden met toestemming van de vergadering of volgens regels te bepalen in het huishoudelijk reglement.
(artikel 23 lid 1)
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de verandering in gevaar kan worden gebracht.
3.4
De artikelen 22 en 23 van het modelreglement zijn ondergebracht in hoofdstuk F getiteld ‘Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken’. Dit hoofdstuk wordt gevolgd door hoofdstuk G, getiteld ‘Gebruik, beheer en onderhoud van privé gedeelten’.
3.5
Het Huishoudelijk Reglement van de VvE, vastgesteld op 16 januari 2020, (hierna: het huishoudelijk reglement) luidt:
(artikel 2.6)
Het is niet toegestaan balkons te gebruiken als berging, of andere voorwerpen c.q. afscheidingen te plaatsen en/of op te hangen die het uiterlijk aanzien van het gebouw verstoren, zulks naar het oordeel van het bestuur.
(artikel 3.3)
Eigenaren en/of gebruikers mogen geen veranderingen aan het gebouw aanbrengen, waardoor het (architectonisch) uiterlijk van het gebouw wordt gewijzigd.
3.6
[appellant] is sinds 3 september 2020 eigenaar van het (onder)appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de zesde verdieping van woontoren 1, plaatselijk bekend als [Straat] 117 C te [woonplaats] (indexnummer [# 1] ).
3.7
[Persoon 1] is eigenaar van het (onder)appartementsrecht, plaatselijk bekend als [Straat] 117 B te [woonplaats] (indexnummer [# 2] ). [Persoon 2] is haar partner. Blijkens overgelegde (Facebook)correspondentie van 14 november 2020 heeft [Persoon 2] op de vraag van [appellant] of [Persoon 1] en [Persoon 2] het erg zouden vinden als hij ‘een soort open bamboe omheining zou plaatsen die afloopt zodat je het uitzicht zo min mogelijk belemmert’, geantwoord:
Ja prima tuurlijk … [Persoon 4] had een hegje ter hoogte van de balustrade ongeveer, dat gaf voor ieder al voldoende privacy… zeker als je relax zit … dus wat ons betreft zeker niet te hoog want dat neemt ook ons zicht weg … ik vermoed eigenlijk dat daar ook wel iets voor is opgenomen in VvE reglementen.
3.8
Begin 2021 heeft [appellant] op zijn dakterras aan twee zijden een omheining aangebracht op zijn dakterras. Het betreft bamboepalen die op het privégedeelte tegen de originele glazen terrasafscheiding zijn aangebracht en 10 cm tot 60 cm uitsteken boven de originele terrasafscheiding, die 100 cm hoog is. De palen zijn aan de vlonders van het terras vastgemaakt.
3.9
Bij e-mail van 21 april 2021 heeft de architect van het gebouw aan de VvE bericht:
De schuttingen op het dakterras zijn natuurlijk totaal in tegenspraak met het idee van het gebouw.
3.1
Bij brief van 26 april 2021 heeft de VvE [appellant] gesommeerd de bamboepalen te verwijderen. [appellant] heeft niet aan de sommatie voldaan. Onderling overleg heeft niet tot een oplossing geleid.
3.11
Tijdens de algemene ledenvergadering van 31 maart 2022 is de kwestie van de door [appellant] aangebrachte bamboeomheining besproken. Blijkens de notulen van deze vergadering is toen afgesproken dat er een overleg zou plaatsvinden met [appellant] , het bestuur van de VvE en de directie van de beheerder om te praten over een oplossing. Ook dit gesprek heeft niet tot een oplossing geleid.
3.12
Als toelichting bij het agendapunt Bamboepalen voor de algemene ledenvergadering van 23 juni 2022 heeft het bestuur aan haar leden het volgende geschreven:
Er is een verschil van mening ontstaan over de Bamboepalen welke als afscheiding zijn geplaatst op het terras van de heer [appellant] in gebouw [naam] op de [# 3] etage, nummer 117C. De heer [appellant] heeft onze beheerder destijds gevraagd of het ontwerp in de ALV moest worden besproken, maar de toenmalige accountmanager [Persoon 3] heeft – achteraf onterecht – gemeend dat dat niet nodig was. Het bestuur (en meerdere bewoners) van de VvE [geïntimeerde] meent dat de Bamboepalen moeten worden weggehaald/ingekort. (…) De heer [appellant] heeft wel de juiste weg bewandeld door het ontwerp van zijn dakterras – waar de bamboepalen-afscheiding een onderdeel van zijn – bij de beheerder Twinss in te dienen en te vragen wat de vervolgprocedure is. Daar is toentertijd door de accountmanager van Twinss op gereageerd dat er geen toestemming hoefde te worden gevraagd van de ALV omdat de bamboepalen niet aard en nagelvast zouden zijn bevestigd. Daarnaast zouden de bamboepalen nauwelijks boven de balustrade uitkomen. Deze afweging is achteraf op een verkeerde inschatting gebaseerd, zeker gezien de huidige realisatie, waarbij de bamboepalen ruim boven de balustrade uitkomen, goed zichtbaar zijn en het uitzicht/doorkijk belemmeren. (…) Wij vragen de ALV VvE [geïntimeerde] om geen toestemming te verlenen voor het plaatsen van de bamboepalen en zullen dit bij een blijvend meningsverschil voorleggen aan de kantonrechter.
3.13
[appellant] heeft voorafgaand aan de vergadering zijn zienswijze ingezonden.
3.14
De vergadering van eigenaars heeft op 23 juni 2022 met een meerderheid van stemmen het volgende besluit genomen:
De vergadering gaat met de meerderheid van stemmen akkoord met het voorstel om de bamboe palen te laten verwijderen(hierna: het besluit).
[appellant] was niet aanwezig op de vergadering.
3.15
Bij e-mail van 26 januari 2023 heeft de architect van het gebouw aan de VvE bericht:
Op een van de terrassen van het project [geïntimeerde] heeft een bewoners bamboe schuttingen geplaatst die boven de hekwerken uitkomen. Dit druist zeer in tegen de ideeen die achter het ontwerp van de terrassen zitten. We hebben de terrassen zo geschakeld dat er en uitzicht is over landelijk Noord en door de plaatsing van een dichte wand tevens ook privacy. De geplaatste schuttingen passen niet bij het gebouw, maar wat erger is: ze benemen andere bewoners het uitzicht en dat lijkt me niet passend in een gebouw waarin zoveel mensen moeten samenwonen. Bijgevoegd een beeld uit de verkoop documentatie dat de visie over uitzicht ondersteunt.

4.Eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg verzocht het besluit op grond van artikel 2:14 BW nietig te verklaren wegens strijd met de wet en/of de akte van splitsing, dan wel op grond van artikel 2:15 lid 1 juncto artikel 5:130 BW te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid en het huishoudelijk reglement. Hij stelde daartoe dat hij toestemming heeft gekregen van de beheerder voor het plaatsen van de omheining en dat de beheerder ook het mandaat had om die toestemming te geven. Het besluit is volgens [appellant] bovendien nietig wegens strijd met artikel 5:106 BW omdat het een verbod dan wel gebruiksbeperking van een privé-gedeelte inhoudt. In artikel 22, tweede lid van het splitsingsreglement is geen verbod opgenomen voor het plaatsen van een omheining. Ook is de plaatsing van de omheining niet in strijd met artikel 23 van het splitsingsreglement. Het besluit is volgens [appellant] tevens vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid en het huishoudelijk reglement, omdat hem toestemming was verleend, de buren akkoord waren en de VvE geen belang heeft bij verwijdering van de omheining en hij, [appellant] , bij verwijdering ervan schade lijdt. Het bestuur treedt bovendien niet op tegen andere appartementen waar afscheidingen van riet of bamboe zijn aangebracht, aldus nog steeds [appellant] .
4.2
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] geen ondubbelzinnige toestemming door of namens de VvE heeft verkregen voor het aanbrengen van de bamboe palen. Ook de buren van [appellant] hebben niet ingestemd met de door [appellant] geplaatste omheining. Het besluit tot verwijdering levert geen gebruiksbeperking op van het dakterras en is dus niet op die grond nietig. Het hekwerk van [appellant] is een uitstekend voorwerp in de zin van artikel 22 lid 2 van het splitsingsreglement zodat voor plaatsing ervan toestemming van de vergadering nodig is. Het besluit tot verwijdering is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Aan de kantonrechter komt slechts een marginale toetsing toe in welk verband het volgende wordt overwogen. Het uitzicht van de directe buren wordt aanmerkelijk verstoord. De VvE heeft met een beroep op de artikelen 1.5, 2.6 en 3.3 van het huishoudelijk reglement in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat de omheining inbreuk maakt op de uitstraling en uniformiteit van het gebouw en [appellant] onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn buren. De VvE heeft ook belang bij handhaving, om precedentwerking te voorkomen. Door de VvE is aangevoerd en door [appellant] is onvoldoende betwist dat de VvE wel degelijk optreedt tegen appartementseigenaren die afscheidingen van riet of bamboe op hun balkons aanbrengen. De kantonrechter heeft de verzoeken van [appellant] op grond van een en ander afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

5.Beoordeling

5.1.1
[appellant] stelt zich in hoger beroep opnieuw op het standpunt dat het besluit nietig is wegens strijd met de wet en/of de akte van ondersplitsing dan wel vernietigbaar omdat het is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Hij voert daartoe bij zijn (ongenummerde) grieven het volgende aan:
i. i) de bamboepalen vormen geen uitstekend voorwerp in de zin van artikel 22 lid 2 van het modelreglement;
ii) het architectonisch uiterlijk wordt door de bamboepalen niet gewijzigd in de zin van artikel 23 van het modelreglement;
iii) de bamboepalen veroorzaken geen onrechtmatige hinder;
iv) het besluit is willekeurig genomen;
v) het besluit is disproportioneel.
5.1.2
[appellant] bestrijdt aldus dat hij ingevolge artikel 22 en/of artikel 23 van het toepasselijke modelreglement toestemming van de VvE dient te hebben voor het plaatsen van de bamboepalen. Hij bestrijdt voorts dat de VvE mag optreden want er is geen onrechtmatige hinder. Hij wijst verder op het gelijkheidsbeginsel en de proportionaliteit. Het hof zal een en ander hierna bespreken. [appellant] heeft in dit hoger beroep niet bestreden het oordeel van de kantonrechter dat de VvE hem geen ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van de bamboepalen. Het hof neemt dat oordeel dan ook tot uitgangspunt.
Toestemming vereist?
5.2.1
Het hof is van oordeel dat [appellant] op grond van de artikelen 22 en 23 van het toepasselijke modelreglement toestemming van de VvE nodig had voor het plaatsen van de bamboepalen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.2.2
Artikel 22 lid 2 van het modelreglement bepaalt dat uitstekende voorwerpen niet zichtbaar in of aan het gebouw mogen worden aangebracht zonder toestemming van de vergadering. Op de door partijen overgelegde foto’s, met name de foto’s die als productie 8 bij het verweerschrift in hoger beroep zijn overgelegd, is te zien dat de bamboepalen ruim boven het oorspronkelijke hek van het dakterras van [appellant] uitsteken. Dat betekent dat deze palen kunnen worden aangemerkt als een uitstekend voorwerp. Ook staat voldoende vast dat de bamboepalen in of aan het gebouw zijn aangebracht. Uit de tekst van artikel 22 blijkt niet dat daartoe is vereist dat zij aard- en nagelvast aan het gebouw zijn verbonden, zoals [appellant] kennelijk meent. Voldoende is dat het de kennelijke bedoeling van [appellant] is dat de bamboepalen permanent aanwezig zijn en dat deze, vermoedelijk ter stabilisering, aan de vlonder van [appellant] zijn bevestigd.
5.2.3
[appellant] voert nog aan dat artikel 22, gelet op de plaatsing daarvan in hoofdstuk F van het splitsingsreglement, slechts ziet op het gebruik van gemeenschappelijke gedeelten en zaken terwijl het hier gaat om het gebruik van een privégedeelte. De bamboepalen zijn immers geplaatst binnen de grenzen van het dakterras dat een privégedeelte is. Dit privégedeelte reikt tot de bovenzijde van het plafond ofwel tot ongeveer 2,8 meter hoogte, aldus nog steeds [appellant] . Een dergelijke uitleg van het artikel ligt echter niet in de rede. De uitleg die [appellant] voorstaat zou immers ertoe leiden dat het aan de appartementseigenaren vrij staat op hun dakterras of balkon welk voorwerp dan ook aan te brengen, zolang dat voorwerp maar niet een hoogte van 2,8 meter overschrijdt. Dat gevolg ligt niet voor de hand. Die uitleg zou bovendien strijden met belangrijke onderscheidende criteria voor de vereiste toestemming van artikel 22, namelijk dat het om
zichtbaaraangebrachte
uitstekendevoorwerpen moet gaan.
5.2.4
Het toestemmingsvereiste van artikel 22 van het modelreglement doet bovendien niet wezenlijk afbreuk aan het recht op uitsluitend gebruik van het dakterras door [appellant] . Hij blijft uitsluitend gerechtigd tot dat gebruik terwijl er geen of nauwelijks een inperking van de wijze van gebruik is. Alleen de wens van [appellant] tot meer privacy gedurende dat gebruik wordt (mogelijk) niet gehonoreerd. De akte van ondersplitsing en/of het daarop gegronde besluit is dan ook niet in strijd met artikel 5:106 BW zoals [appellant] kennelijk meent. [appellant] is dus als appartementsgerechtigde daaraan gebonden. Hij heeft bovendien bij de aankoop van zijn appartementsrecht kunnen weten dat hij toestemming nodig had. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 23 van het modelreglement.
5.2.5
[appellant] wijst nog op de opsomming van voorwerpen die in artikel 22 van het modelreglement wordt gegeven. Hij voert daarbij aan dat de bamboepalen geen gelijkenis vertonen met de objecten die zijn opgesomd, hetgeen volgens hem wel nodig is om onder het toestemmingsvereiste te vallen. Het hof volgt [appellant] daarin niet. Een deel van de opgesomde voorwerpen betreft weliswaar aan de gevel van een gebouw te bevestigen voorwerpen, zoals [appellant] aanvoert, maar in die opsomming zijn ook voorwerpen genoemd die niet specifiek aan een gevel worden bevestigd, zoals bijvoorbeeld windschermen. De rij bamboepalen die door [appellant] zijn aangebracht, vertoont overigens wel degelijk gelijkenis met een windscherm, ook al is het doel van [appellant] voornamelijk het beschermen van zijn privacy. Alleen al daarom faalt het betoog van [appellant] .
5.2.6
Volgens artikel 23 van het modelreglement hebben de eigenaars toestemming nodig voor het aanbrengen van veranderingen die het architectonisch uiterlijk van het gebouw wijzigen. Dat de bamboepalen het architectonisch uiterlijk van het gebouw wijzigen staat op grond van de overgelegde stukken voldoende vast zodat ook ingevolge dit artikel toestemming is vereist. De robuuste bamboepalen tussen en boven de verder grotendeels transparante terrasomheiningen zijn immers van buitenaf duidelijk zichtbaar, zo blijkt uit de reeds genoemde foto’s. De palen zijn zowel zichtbaar vanaf het dakterras van de directe buren als vanaf het belendende gebouw dat deel uitmaakt van de hoofdsplitsing, zo blijkt uit die foto’s. De bamboepalen zijn zichtbaar voor zover deze boven het hek van het dakterras uitsteken, maar ook voor het deel dat zich achter het transparante deel van dat hek bevindt.
5.2.7
De berichten van de architect aan de VvE bevestigen dat de bamboepalen het architectonisch uiterlijk van het gebouw wijzigen. De architect meldt dat de bamboe ‘schuttingen’ op het dakterras indruisen tegen de ideeën achter het ontwerp van die dakterrassen en wijst daarbij op het door dat ontwerp vanaf de dakterrassen gecreëerde uitzicht. [appellant] voert nog aan dat het architectonisch uiterlijk niet wordt aangetast maar dat slechts een persoonlijke smaak wordt uitgesproken. Artikel 23 van het modelreglement vereist echter toestemming voor elke wijziging van het architectonisch uiterlijk; het gaat er niet om of die wijziging dat uiterlijk
aantast. Evenmin is, voor de vraag of er toestemming is vereist, van belang of er inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van de architect van het gebouw of dat [appellant] zorgvuldig te werk is gegaan onder meer doordat hij een buitenhuisarchitect heeft ingehuurd voor het ontwerpen van zijn dakterras.
5.2.8
Dat het om losse voorwerpen zou gaan, zoals [appellant] nog aanvoert, maakt het voorgaande niet anders. De bamboepalen zijn door [appellant] bedoeld als een permanente voorziening zodat het plaatsen daarvan kan worden aangemerkt als het aanbrengen van een verandering. [appellant] heeft overigens ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat de palen niet los zijn geplaatst maar zijn vastgemaakt aan een door hemzelf op het dakterras aangebrachte vlonder. Ook dat maakt niet dat geen toestemming is vereist.
Onrechtmatige hinder
5.3
[appellant] voert bij zijn grieven voorts aan dat de door hem aangebrachte bamboepalen geen onrechtmatige hinder opleveren. Volgens hem valt niet in te zien dat het uitzicht vanaf het naastgelegen appartement onredelijk wordt beperkt. Het hof overweegt naar aanleiding daarvan het volgende. Vast staat dat de directe buren van [appellant] bezwaren hebben geuit tegen de door [appellant] aangebrachte bamboepalen. Deze bezwaren betreffen de beperking van hun uitzicht. Uit de foto’s blijkt ook dat hun uitzicht door de bamboepalen daadwerkelijk en significant wordt beperkt. De VvE heeft daarom bij het nemen van haar besluit rekening mogen houden met het standpunt en het belang van de buren van [appellant] . Of de bamboepalen onrechtmatige hinder, of onredelijke hinder in de zin van artikel 2 lid 2 van het splitsingsreglement opleveren is daarbij niet of minder van belang. Het besluit vindt immers alleen al een voldoende grondslag in het ontbreken van toestemming voor het aanbrengen van de bamboepalen.
Willekeur
5.4.1
[appellant] wijst naast het voorgaande erop dat er al vele jaren vergelijkbare al dan niet uitstekende voorwerpen op balkons en dakterrassen staan en dat daartegen niet wordt opgetreden door de VvE. Hij wijst op door hem overgelegde foto’s waarop is te zien dat er parasols, een sportrek, hangstoelen, kasten, planten en bomen op de balkons en dakterrassen staan. Voor de afscheiding op de begane grond heeft de VvE zelfs toestemming gegeven. De VvE heeft dan ook niet het gelijkheidsbeginsel in acht genomen zodat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, aldus nog steeds [appellant] .
5.4.2
De VvE heeft daartegen ingebracht dat zij wel optreedt tegen afscheidingen van bamboe en riet. Zij verwijst daartoe naar het verslag van een bestuursvergadering, een nieuwsbrief van de VvE en een bericht van de verhuurder van een groot aantal appartementen aan de huurders. Ook treedt zij op tegen knikarmzonneschermen en tuinschermen op de begane grond, terwijl parasols en planten volgens haar niet vallen onder de artikelen 22 en/of 23 van het modelreglement.
5.4.3
De VvE heeft met het voorgaande voldoende duidelijk gemaakt dat zij wel optreedt in vergelijkbare gevallen, te weten afscheidingen van bamboe en riet die zijn aangebracht tegen het hek van balkons en dakterrassen. Ook de tuinschermen op de begane grond zijn mogelijk vergelijkbaar, maar daartegen treedt de VvE eveneens op. Dat er niet wordt opgetreden tegen voorwerpen op de balkons en dakterrassen zoals parasols en planten, of andere door [appellant] genoemde voorwerpen, is van onvoldoende betekenis nu deze voorwerpen niet zonder meer vergelijkbaar zijn met de door [appellant] aangebrachte bamboepalen. De door hem genoemde voorwerpen hebben immers wat uiterlijk betreft een andere uitstraling en/of zijn permanent aangebracht en/of hebben een ander, veelal tijdelijk doel. Het is in beginsel aan de VvE om aan de hand van omstandigheden en de tekst van het modelreglement af te wegen of zij tegen dergelijke niet vergelijkbare voorwerpen op balkons en/of dakterrassen optreedt. [appellant] heeft al met al onvoldoende concreet gemaakt dat de VvE in gelijke of vergelijkbare gevallen verschillend handelt en daarmee willekeur bedrijft.
Disproportioneel
5.5.1
[appellant] voert ten slotte subsidiair aan dat, voor zover de VvE al het recht heeft om te bepalen of hij de bamboepalen in zijn privégedeelte zou mogen plaatsen, dit beperkt zou zijn tot het gedeelte van de bamboepalen dat uitsteekt boven het hek van zijn dakterras. Hooguit zou kunnen worden besloten dat het niet zou zijn toegestaan de bamboepalen teveel boven de oorspronkelijke omheining te laten uitsteken. Het besluit de bamboepalen volledig te verwijderen is daarom disproportioneel. [appellant] heeft herhaaldelijk getracht in overleg tot een voor ieder passende oplossing te komen in welk overleg deze optie ter sprake is gekomen. Zijn verzoek tot nietigverklaring dan wel vernietiging van het besluit moet daarom worden toegewezen, aldus [appellant] .
5.5.2
Het hof overweegt dat de VvE heeft gehandeld naar hetgeen voorligt. Dat is de situatie dat [appellant] zonder de daartoe vereiste toestemming de bamboepalen heeft geplaatst. In die gegeven situatie heeft zij met recht besloten dat de bamboepalen dienen te worden verwijderd. Dat zij een besluit neemt waarin een compromisvoorstel licht besloten, wat [appellant] feitelijk betoogt, kan van haar in deze omstandigheden niet zonder meer worden verlangd, nog daargelaten de vraag of zij tot het nemen van een dergelijk besluit bevoegd zou zijn. Van een disproportioneel besluit is daarom geen sprake.
5.5.3
[appellant] heeft na het nemen van het besluit geen toestemming gevraagd voor het plaatsen van ingekorte bamboepalen. De VvE heeft dan ook geen beslissing op een dergelijk verzoek hoeven nemen. Het voert te ver om nu aan de rechter een oordeel te vragen of een dergelijke variant toelaatbaar is. Het is immers eerst aan de VvE om daartoe een besluit te nemen waarna dit ter toetsing kan worden voorgelegd aan de rechter die dan aan de hand van de concrete feiten dient te beslissen. De argumenten die [appellant] in verband met de proportionaliteit van het besluit heeft aangedragen kunnen niet de toewijzing van zijn verzoek dragen.
Slotsom
5.6.1
Het voorgaande betekent dat [appellant] zowel op grond van artikel 22 lid 2 als op grond van artikel 23 van het modelreglement de bamboepalen slechts had mogen aanbrengen nadat hij daartoe toestemming had verkregen van de vergadering. Hij heeft nimmer om een dergelijke toestemming gevraagd, laat staan dat hij deze heeft verkregen. De VvE heeft dan ook in beginsel recht op en belang bij het verwijderen van de bamboepalen zodat zij daartoe heeft kunnen besluiten. Zonder een dergelijk besluit zou immers het toestemmingsvereiste van genoemde artikelen van het splitsingsreglement worden ondergraven en de belangen van de overige appartementseigenaren worden verwaarloosd. Daarbij komt dat van willekeur niet is gebleken en dat evenmin is gebleken dat het besluit disproportioneel is. Er is al met al geen grond het besluit nietig te verklaren dan wel het besluit te vernietigen.
5.6.2
De slotsom is dat de grieven falen en de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. [appellant] wordt in het ongelijk gesteld en daarom moet hij de proceskosten van de VvE in dit hoger beroep dragen.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.428,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na deze beschikking dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D. Kingma, E.K. Veldhuijzen van Zanten en M.J.R. [naam] en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.