Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
1 januari 2021 tot 1 januari 2026 recht behoudt op 100% van de vaste daggeldvergoeding per gewerkte dag, in 2026 op 80% in 2027 op 60% en in 2028 op 40%, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt;
3.Feiten
Werkt u in de buitendienst, dan kunt u tijdens uw werkzaamheden onderweg te maken krijgen met kleine uitgaven (koffie, thee, lunch , etc.). U krijgt in verband hiermee voor iedere volledig gewerkte dag in de buitendienst een vaste vergoeding van (…). Heeft u een halve dag in de buitendienst gewerkt (….) dan ontvangt u (…)U krijgt geen vergoeding over de dagen waarop u als buitendienstmedewerker in de binnendienst werkzaam bent geweest en de dagen waarop u wegens ziekte, een vrije dag of om andere redenen niet in de buitendienst hebt gewerkt.De Personeelswijzer is altijd gepubliceerd op het intranet van UWV.
Een buitendienstmedewerker dient dus daadwerkelijk op pad/onderweg te zijn geweest om de daggeldvergoeding te kunnen declareren. Thuis- en/of op een UWV-locatie werken vallen hier niet onder.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
24 mei 1989 moet worden uitgelegd. [appellant] stelt dat hij op grond daarvan recht had op een vergoeding per gewerkte dag. UWV voert aan dat [appellant] de vergoeding uitsluitend kon declareren wanneer hij daadwerkelijk in de buitendienst werkte en dus op pad was.
1 juni 1989) alle dagen op kantoor werkte. Als buitendienstmedewerker (vanaf 1 juni 1989) werkte hij een uur per dag (verplicht) thuis voor een telefonisch spreekuur, verder was hij altijd op pad. Dit laatste werd anders door de Coronapandemie. Net als de meeste mensen werkte hij toen alle dagen thuis. Inmiddels is [appellant] van de 23 werkdagen per maand gemiddeld drie dagen onderweg. Verder werkt [appellant] voornamelijk thuis. Over de dagen dat hij thuis werkt declareert hij de thuiswerkvergoeding en over de andere (gemiddeld) drie dagen de daggeldvergoeding van UWV. [appellant] heeft desgevraagd verklaard dat de in de brief van 24 mei 1989 bedoelde toelichting erin heeft bestaan dat [naam] , zijn toenmalig leidinggevende (hierna: [naam] ), hem heeft uitgelegd dat hij de vergoeding voor elke gewerkte dag kon declareren behoudens wanneer hij ziek of met vakantie was. Volgens [appellant] deden alle circa 50 medewerkers van de buitendienst van SFB dit zo. UWV heeft verklaard niet te weten om hoeveel mensen van SFB het gaat. Wel heeft UWV erkend dat de regeling op grote schaal verkeerd werd toegepast. UWV heeft evenwel betwist dat dit binnen het mandaat van de betrokken managers viel en als onweersproken staat vast dat UWV dit intern ook zo heeft gecommuniceerd. Bovendien waren er ook veel medewerkers die de regeling wel goed toepasten.
onkostenregeling die alleen gold voor medewerkers van de buitendienst. Dit duidt erop dat sprake moest zijn van onkosten die medewerkers in de binnendienst niet of in mindere mate hadden. Alhoewel er geen bonnetjes hoefden te worden ingediend en de hoogte van de gemaakte kosten niet relevant was (het betrof een forfaitaire vergoeding), moest kennelijk wel sprake zijn van redelijkerwijs te verwachten extra kosten. Dit moet [appellant] ook duidelijk zijn geweest omdat hij tot zijn overstap naar de buitendienst in 1989 jarenlang elke dag op kantoor had gewerkt en hij toen geen onkostenvergoeding ontving. [appellant] heeft ook onvoldoende onderbouwd dat hij, wanneer hij op kantoor of thuis werkte, extra kosten had. Naar eigen zeggen werkte hij als buitendienstmedewerker nauwelijks op kantoor en maar een uur per dag thuis. Dit laatste werd anders vanaf de Coronapandemie. [appellant] ging toen - net als de rest van Nederland - thuiswerken. Omdat vaststaat dat [appellant] sinds
1 januari 2021 een thuiswerkvergoeding ontvangt, moeten de extra kosten vanaf dat moment geacht worden te zijn vergoed.
juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018.976, FNV/Pontmeyer) is voldaan.
(iv) hetgeen de werkgever en de werknemer in verband met deze gedragslijn jegens elkaar hebben verklaard of juist niet hebben verklaard, (v) de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien, en (vi) de aard en de omvang van de kring van werknemers jegens wie de gedragslijn is gevolgd.
onkostenvergoeding die alleen de medewerkers van de
buitendiensthadden en die
gedeclareerdmoest worden. Door de vergoeding per gewerkte dag te declareren is de regeling door [appellant] (en diverse andere medewerkers) verkeerd toegepast. Dat UWV een grote professionele partij is, zoals [appellant] stelt, maakt dit niet anders.
- onder wie [appellant] - elke gewerkte dag gedeclareerd, hebben alle achtereenvolgende leidinggevenden deze declaraties goedgekeurd en zijn deze declaraties ook uitbetaald door SFB en UWV. Zoals UWV terecht heeft aangevoerd, staat daar tegenover dat UWV in die periode wel meermaals heeft gecommuniceerd dat de regeling anders moest worden toegepast dan [appellant] deed. Die communicatie zag weliswaar op de daggeldvergoedingsregeling van UWV, maar die is (inhoudelijk ongewijzigd, zoals hiervoor is geoordeeld) per uiterlijk 2007 op [appellant] van toepassing geworden en dit was ook de vergoeding die [appellant] bij UWV declareerde. [appellant] kon vanaf 2009 in de op intranet gepubliceerde Personeelswijzer lezen hoe de regeling moest worden toegepast. Daarin staat met zoveel woorden dat er alleen recht is op de daggeldvergoeding wanneer de medewerker buitendienst onderweg is. Deze lezing is door UWV bovendien onder meer bevestigd in de - tevens op intranet gepubliceerde - brieven van de directeur HRM van
4 oktober 2016 en het Besluit daggeldvergoeding binnen directie Handhaving van april 2020.
De enkele omstandigheid, zoals ter zitting door hem naar voren gebracht, dat de daggeldvergoeding in de loop der tijd niet veel omhoog is gegaan, is daarvoor onvoldoende. Tegenover dit door [appellant] gestelde beperkte nadeel (waarvan de hoogte nog ongewis is omdat deze deels afhangt van toekomstige omstandigheden) staat het door UWV bepleite grote belang dat zij heeft bij een uniforme en correcte naleving van de daggeldvergoeding. UWV dient haar medewerkers gelijk te belonen en is verplicht om te voldoen aan de verplichtingen van de Wet op de Loonbelasting. Daaruit volgt dat een netto kostenvergoeding alleen mogelijk is als er daadwerkelijk kosten worden gemaakt.