ECLI:NL:GHAMS:2024:3414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
200.317.829/04 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in onderzoeksverslag door aandeelhouder in het kader van enquêterecht

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van [D] om inzage in een onderzoeksverslag met betrekking tot het beleid en de gang van zaken van Centric. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 2:353 lid 2 BW, waarbij [D] stelt dat zij belang heeft bij inzage in het verslag, omdat dit verslag ook betrekking heeft op haar geschil met [B] en de invloed daarvan op Centric. De Ondernemingskamer heeft echter geoordeeld dat het onderzoeksverslag in beginsel vertrouwelijk is en dat het belang van Centric bij vertrouwelijkheid zwaarder weegt dan het belang van [D] bij inzage. De Ondernemingskamer heeft daarbij benadrukt dat het enquêterecht niet bedoeld is om partijen te faciliteren in civiele schadevergoedingsacties of om onjuistheden in het verslag te corrigeren. Het verzoek van [D] is afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.317.829/04 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 november 2024
inzake
[D],
wonende te [plaats] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. P.L. Tjiamen
mr. E.R. van der Velde, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUKAIROS HOLDING B.V., voorheen genaamd CENTRIC HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. H.A.J.M. van Kaamen
mr. M.T. Pijlman, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[B] ,
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
niet verschenen,
e n t e g e n

3 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN CENTRIC NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Gouda,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. T.L.C.W. Noordoven, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

4 DE ADVOCAAT-GENERAAL BIJ HET RESSORTSPARKET AMSTERDAM,

mr. O.J.M. van der Bijl,
zetelend te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. P.P.M. van Kippersluis, kantoorhoudende te Den Haag.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als [D] ;
  • verweersters gezamenlijk als Centric;
  • belanghebbende sub 2 als [B] ;
  • belanghebbende sub 3 als de ondernemingsraad;
  • belanghebbende sub 4 als de advocaat-generaal.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 3 november 2022 en naar de beschikkingen van 10 november 2022, 27 januari 2023, 23 maart 2023, 18 januari 2024, 14 juni 2024, 2 juli 2024, 17 september 2024 en 20 september 2024.
1.2
In de mondelinge uitspraak van 3 november 2022 en bij de in 1.1 genoemde beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover nu van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Centric over de periode vanaf 1 januari 2018 tot 3 november 2022, bepaalde onmiddellijke voorzieningen getroffen en mr. Y. Borrius (hierna ook: de onderzoeker) benoemd tot onderzoeker.
1.3
Op 2 juli 2024 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van het in 1.2 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.4
Bij beschikking van 2 juli 2024 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het onderzoeksverslag ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5
[D] heeft bij verzoekschrift van 26 juli 2024 de Ondernemingskamer verzocht om haar op de voet van artikel 2:353 lid 2 BW:
1. primair een afschrift van het onderzoeksverslag met betrekking tot het beleid en de gang van zaken van Centric toe te zenden;
2. subsidiair een afschrift toe te zenden van alle passages uit het onderzoeksverslag die betrekking hebben op [D] ;
3. meer subsidiair een afschrift toe te zenden van alle passages uit het onderzoeksverslag die betrekking hebben op het verhaalsbeslag dat Centric op 25 maart 2022 ten laste van [D] heeft gelegd;
4. nog meer subsidiair inzage te verlenen in het onderzoeksverslag zoals neergelegd ter griffie van de Ondernemingskamer.
1.6
Bij e-mail van 9 augustus 2024 heeft de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van [D] .
1.7
Bij brief van 23 augustus 2024 heeft Centric de Ondernemingskamer verzocht, primair, het verzoek van [D] af te wijzen en subsidiair, indien de Ondernemingskamer [D] aanmerkt als belanghebbende, alleen inzage te verlenen in de passages uit het onderzoeksverslag die betrekking hebben op het verhaalsbeslag dat Centric op 25 maart 2022 ten laste van [D] heeft gelegd, zonder enige bijlage.
1.8
Bij brief van 29 augustus 2024 heeft de advocaat-generaal de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van [D] af te wijzen.
1.9
Bij e-mail van 24 oktober 12:32 uur, circa anderhalf uur voor aanvang van de mondelinge behandeling van de zaak, heeft [B] verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. De Ondernemingskamer heeft rond dezelfde tijd ook een brief van The Legal Department & Partners te Barcelona en Madrid van 24 oktober 2024 ontvangen waarin eveneens namens [B] uitstel van de mondelinge behandeling wordt gevraagd. [B] heeft niet binnen twee weken nadat hij voor de zitting is opgeroepen uitstel daarvan gevraagd. Op grond van artikel 1.1.4.12 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven kon de Ondernemingskamer daarom nog slechts uitstel verlenen op grond van klemmende, door [B] aan te voeren, redenen. De enige aangevoerde reden is dat [B] nog op zoek is naar een advocaat die hem in de procedure kan vertegenwoordigen. Dit levert niet een klemmende reden voor uitstel op. Nog daargelaten dat het verweer tegen een verzoek als dat van [D] niet slechts bij advocaat maar ook in persoon kan worden ingediend (vgl. OK 9 december 2015, ECLI:GHAMS:2014:5514 (
MEI)), heeft [B] maanden de tijd gehad om een advocaat te vinden die hem in zijn verweer kon bijstaan. De Ondernemingskamer heeft het gevraagde uitstel dus niet verleend.
1.1
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 24 oktober 2024. De advocaat-generaal en de advocaten hebben de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – aantekeningen en, wat mr. Tjiam betreft, onder overlegging van een akte overlegging bijlagen die op 17 oktober 2024 aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen was gezonden. Partijen en hun advocaten hebben verder vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Aan de verschenen partijen is vooraf gemeld dat heden bij vervroeging uitspraak is gedaan.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer wijst het verzoek van [D] af. Redengevend is daarvoor het volgende.
2.2
Uit de wet en de aard en strekking van het enquêterecht vloeit voort dat het onderzoeksverslag in beginsel vertrouwelijk van aard is. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 2 juli 2024 bepaald dat het onderzoeksverslag met betrekking tot het beleid en de gang van zaken van Centric, gelet op de inhoud daarvan en op de betrokken belangen in de zaak, (uitsluitend) ter inzage ligt voor belanghebbenden.
2.3
Het begrip “belanghebbende” in de zin van de deponeringsbeschikking van 2 juli 2024 dient – anders dan [D] in haar verzoekschrift tot uitgangspunt neemt – te worden onderscheiden van het begrip belanghebbende als bedoeld in de artikelen 279 lid 1 en 282 lid 1 Rv. Bij de beoordeling van het verzoek van [D] om als belanghebbende te worden toegelaten tot inzage in het onderzoeksverslag, dient de Ondernemingskamer – de doeleinden van het enquêterecht in aanmerking nemende – te beoordelen of [D] moet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de deponeringsbeschikking van 2 juli 2024 en of voor [D] aldus een uitzondering op het vertrouwelijke karakter van die stukken geldt. De Ondernemingskamer moet daarbij een belangenafweging maken tussen het gestelde belang van [D] tot inzage en het belang van Centric (en van eventueel andere belanghebbenden) bij vertrouwelijkheid en daarbij de doeleinden van het enquêterecht in het oog houden. Bij de belangenafweging staat het belang van Centric voorop.
2.4
[D] heeft ter toelichting op haar verzoek het volgende aangevoerd. Het onderzoek had mede betrekking op [D] , haar geschil met [B] , en de wijze waarop dit geschil het beleid en de gang van zaken van Centric heeft beïnvloed. Centric ging mee in de hetze van [B] tegen [D] en dat was een belangrijke grond voor het gelasten van het onderzoek. [D] is vier jaar lang het belangrijkste slachtoffer geweest van het wanbeleid van Centric. Dit betekent volgens [D] dat zij door de uitkomst van de procedure in een eigen belang kan worden getroffen en/of anderszins nauw betrokken is bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, althans – zo heeft [D] ter zitting toegevoegd – dat zij een redelijk belang heeft bij inzage. Een redelijk belang bij inzage is blijkens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1967/68, 9596, 3, p. 8 (MvT)) voldoende voor een recht op inzage. [D] heeft belang bij het in kaart brengen van onrechtmatig handelen en de daarvoor aansprakelijke personen. [D] wil weten hoe het beslag dat door Centric (onder [B] ) ten laste van [D] is gelegd tot stand is gekomen en welk aandeel [B] , zijn echtgenote, hun voormalige advocaten en/of anderen hebben gehad bij het voorbereiden, goedkeuren en leggen van dit beslag. Inzage in het verslag is daarvoor noodzakelijk omdat de betrokkenen weigeren openheid van zaken te geven. [D] moet zich ook, inmiddels in meer dan veertig procedures, verdedigen tegen het onrechtmatig handelen van [B] , [M] , hun bedrijven en advocaten. Na inzage in het verslag kan [D] beoordelen of zij de Ondernemingskamer een machtiging wil vragen om het verslag in een procedure te gebruiken. Tot slot wil [D] eventuele onwaarheden in het verslag recht kunnen zetten. Aandeelhouder [B] en de voormalig bestuurders van Centric hebben tijdens het vooronderzoek bij het Openbaar Ministerie valse beschuldigingen aan haar adres geuit die [D] wil kunnen rechtzetten. [D] zal het verslag niet gebruiken om Centric en/of haar (voormalig) bestuurders aansprakelijk te stellen, aldus [D] .
2.5
Met Centric en de advocaat-generaal is de Ondernemingskamer van oordeel dat deze gestelde belangen geen afwijking van het beginsel van vertrouwelijkheid rechtvaardigen, ook niet voor een deel van het verslag. Het onderzoek was gericht op het beleid en de gang van zaken van Centric. Het geschil tussen [D] en [B] was slechts relevant voor zover daardoor dat beleid en die gang van zaken werd beïnvloed of kon worden beïnvloed. [D] was niet krachtens de wet of de statuten bij de organisatie van Centric betrokken. Zij is door de onderzoeker niet geïnterviewd en evenmin hebben de onderzoekers haar in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken ten aanzien van wezenlijke bevindingen die op haar betrekking hebben als bedoeld in artikel 2:351 lid 4 BW, zodat moet worden aangenomen dat het verslag dergelijke bevindingen niet bevat. De rechtsverhouding tussen [D] enerzijds en Centric en haar voormalig bestuurders anderzijds is inmiddels vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. [D] stelt zelf ook dat zij niet beoogt op grond van het onderzoeksverslag te onderzoeken of zij vorderingen jegens Centric of haar voormalig bestuurders heeft. De wel gestelde belangen vallen buiten de doeleinden van het enquêterecht. Met name valt niet binnen die doeleinden het door [D] gestelde belang om eventueel [B] , zijn echtgenote en hun advocaten (of andere aan hun zijde betrokkenen) aansprakelijk te stellen dan wel zich tegen acties van hen jegens haar te verweren. Het enquêterecht en het onderzoeksverslag zijn niet bedoeld om [D] te faciliteren in dergelijke civiele schadevergoedingsacties op haar ex-partner en aan hem gelieerde (rechts)personen dan wel in haar verweer tegen vorderingen van dezen op haar. Het enquêterecht voorziet ook niet in een mogelijkheid om eventuele onjuistheden in het verslag te corrigeren, zodat in de behoefte van [D] aan het rechtzetten van eventuele onjuistheden in het verslag ook niet een voldoende belang is gelegen om af te wijken van het beginsel van vertrouwelijkheid.
2.6
De conclusie luidt dat aan het belang van [D] tot inzage in (dan wel het verkrijgen van afschrift van) het onderzoeksverslag (of een deel daarvan) minder gewicht toekomt dan aan het belang van Centric bij vertrouwelijkheid van het onderzoeksverslag, dat in het enquêterecht als uitgangspunt dient.
2.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [D] af;
veroordeelt [D] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Centric begroot op € 2.366, aan de zijde van de ondernemingsraad begroot op nihil, en aan de zijde van de advocaat-generaal eveneens begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Wessels, voorzitter, mr. C.C. Meijer, mr. E. Loesberg, raadsheren, en mr. D.E.M. Aleman MBA en drs. G.A.J. Dubbeld, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Wessels op 8 november 2024.