Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
[geïntimeerde] .(…) handelend onder de naam [bedrijf] ”.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte tussen [appellant] en [geïntimeerde], die voor een periode van vijf jaar was gesloten. [appellant] stelt dat de huurovereenkomst na twee jaar met wederzijds goedvinden is beëindigd, maar deze stelling wordt door [geïntimeerde] betwist. In kort geding vordert [geïntimeerde] schadevergoeding van [appellant], bestaande uit huurtermijnen tot het einde van de huurovereenkomst, energiekosten, makelaarskosten en herstelkosten. De kantonrechter heeft een deel van de vorderingen toegewezen, maar [geïntimeerde] gaat in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de huurovereenkomst niet is beëindigd en wijst de huurtermijnen toe tot het moment dat de bedrijfsruimte weer is verhuurd, evenals een voorschot op de herstelkosten. De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij [appellant] zijn vorderingen heeft beperkt tot de huurtermijnen tot 1 oktober 2024. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het betreft de toegewezen huurtermijnen en de afwijzing van de herstelkosten, en wijst de vorderingen van [appellant] in hoger beroep toe.