ECLI:NL:GHAMS:2024:3358

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
200.341.051/01 0K
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake de beloning van OK-functionarissen en opheffing van onmiddellijke voorzieningen in de zaak B.V. Vitesse

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, uitgesproken op 2 december 2024, wordt de beloning van de OK-functionarissen mr. B.M.A. van Hussen en mr. R. le Grand vastgesteld op respectievelijk € 137.246,14 en € 141.860,59, ten laste van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Vitesse. De Ondernemingskamer heeft eerder, op 16 mei 2024, gegronde redenen geconstateerd voor twijfel aan het beleid van B.V. Vitesse, wat leidde tot de benoeming van commissarissen en onmiddellijke voorzieningen. B.V. Vitesse heeft op 25 november 2024 haar verzoek om een onderzoek naar het beleid ingetrokken, wat door de Ondernemingskamer is geaccepteerd. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen bezwaar is tegen de voorgestelde vergoedingen voor de OK-functionarissen en heeft B.V. Vitesse veroordeeld tot betaling van deze bedragen. Tevens zijn de getroffen onmiddellijke voorzieningen opgeheven en zijn de OK-functionarissen ontheven uit hun functie. De beschikking is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.341.051/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 2 december 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.J. Reiziger, kantoorhoudende te Groningen,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J.J. Reiziger, kantoorhoudende te Groningen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PERFORMANCE MANAGEMENT HOLDING B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2.
[A] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. R.J. van Agterenen
mr. J.S. Faberkantoorhoudende te Amsterdam en
mr. N.J. Helder, kantoorhoudende te Londen, Verenigd Koninkrijk,
e n t e g e n
3. de stichting
STICHTING BETAALD VOETBAL “VITESSE-ARNHEM”,
gevestigd te Arnhem,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster /verweerster als B.V. Vitesse;
  • Performance Management Holding B.V. als PMH;
  • [A] als [A] ;
  • PMH en [A] samen als PMH c.s.;
  • B.M.A. van Hussen als Van Hussen;
  • R. le Grand als Le Grand;
  • Van Hussen en Le Grand samen als de OK-functionarissen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 16 mei 2024 en naar de beschikking van 16 mei 2024 in deze zaak.
1.2
De Ondernemingskamer heeft op de zitting van 16 mei 2024 mondeling uitspraak gedaan in deze zaak. In haar mondelinge uitspraak heeft de Ondernemingskamer voorshands geoordeeld dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van B.V. Vitesse en – verkort weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure:
  • twee nader aan te wijzen personen als commissaris van B.V. Vitesse benoemd;
  • bepaald dat één van deze commissarissen de voorzitter van de raad van commissarissen van B.V. Vitesse is met, zo nodig, een doorslaggevende stem.
1.3
De Ondernemingskamer heeft tevens bepaald dat het verzoek van B.V. Vitesse een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van B.V. Vitesse zal worden behandeld op een nader te bepalen datum.
1.4
Bij beschikking van 16 mei 2024 heeft de Ondernemingskamer Van Hussen en Le Grand aangewezen als de in de uitspraak van 16 mei 2024 benoemde commissarissen. De Ondernemingskamer heeft in de mondelinge uitspraak van 16 mei 2024 bepaald dat het salaris en de kosten van deze commissarissen voor rekening komen van B.V. Vitesse.
1.5
Bij e-mail van 25 november 2024 heeft mr. Reiziger namens B.V. Vitesse de Ondernemingskamer bericht dat het verzoek om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van B.V. Vitesse wordt ingetrokken, omdat hetgeen ten grondslag heeft gelegen aan het verzoek niet langer aan de orde is en een onderzoek niet in het belang is van B.V. Vitesse. Daarnaast heeft B.V. Vitesse de Ondernemingskamer verzocht de getroffen onmiddellijke voorzieningen op te heffen.
1.6
Bij e-mail van 25 november 2024 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van B.V. Vitesse. Mr. Helder heeft de Ondernemingskamer bij e-mail van 25 november 2024 bericht dat PMH c.s. geen bezwaar hebben tegen het verzoek.
1.7
Bij brief van 26 november 2024 hebben de OK-functionarissen de Ondernemingskamer bericht dat de raad van commissarissen van B.V. Vitesse (hierna: de RvC) van mening is dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij B.V. Vitesse, maar dat de RvC de keuze van B.V. Vitesse het enquêteverzoek in te trekken begrijpt. In dezelfde brief hebben de OK-functionarissen de Ondernemingskamer verzocht op de voet van artikel 2:357 lid 2 en lid 4 BW hun beloning vast te stellen. Ter toelichting hebben de OK-functionarissen onder meer het volgende naar voren gebracht:

(…)
Vitesse heeft op dit moment nog niet aan haar betalingsverplichtingen richting de RvC voldaan. De RvC heeft zich in dit verband eerder coulant opgesteld. Bij intrekking van het enquêteverzoek hoort wat de RvC betreft betaling van het uit de enquêteprocedure (meer specifiek de voorzieningen) voortvloeiende salaris en de kosten. De RvC heeft (…) met Vitesse afspraken gemaakt die erin resulteren dat Vitesse uiterlijk op 16 december 2024 de volgende bedragen betaalt:
-
EUR 137.246,14 aan mr. Van Hussen (OK-functionaris);
-
EUR 141.860,59 aan mr. Le Grand (OK-functionaris);
(…)
1.8
Bij e-mail van 26 november 2024 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van de OK-functionarissen. Op dezelfde dag heeft mr. Reiziger namens B.V. Vitesse de juistheid bevestigd van de beschreven vergoedingen voor de RvC-leden en heeft mr. Helder namens PMH c.s. de Ondernemingskamer bericht dat er geen bezwaren bestaan tegen de door de RvC voorgestelde vergoedingen.

2.De gronden van de beslissing

Vaststelling beloning
2.1
De OK-functionarissen hebben de Ondernemingskamer verzocht op de voet van artikel 2:357 lid 4 BW de beloning van Van Hussen vast te stellen op € 137.246,14 en van Le Grand op € 141.860,59. In artikel 2:357 lid 4 BW is bepaald dat de Ondernemingskamer aan degenen die zij tijdelijk aanstelt tot functionaris een beloning ten laste van de rechtspersoon kan toekennen. Dit artikellid leent zich voor overeenkomstige toepassing ten aanzien van de functionarissen die op grond van artikel 2:349a lid 2 BW bij wijze van onmiddellijke voorziening zijn aangesteld (vgl. OK 25 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1193 en OK 8 maart 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:689).
2.2
In de mondelinge uitspraak van 16 mei 2024 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het salaris en de kosten van de OK-functionarissen voor rekening komen van B.V. Vitesse. Tegen de omvang van de door de OK-functionarissen aan B.V. Vitesse in rekening gebrachte kosten heeft geen van partijen bezwaar gemaakt. De Ondernemingskamer zal derhalve de kosten van de OK-functionarissen dienovereenkomstig vaststellen.
2.3
B.V. Vitesse heeft weliswaar de hoogte van de declaraties van de OK-functionarissen bevestigd maar is tot dusverre niet vrijwillig overgegaan tot betaling daarvan. In de e-mail 26 november 2024 heeft B.V. Vitesse bij monde van haar advocaat de betalingsafspraken ook niet expliciet bevestigd. Gelet op de financiële situatie van B.V. Vitesse en op het feit dat de OK-functionarissen als gevolg van deze beschikking niet langer bij B.V. Vitesse betrokken zullen zijn, zal de Ondernemingskamer B.V. Vitesse op de voet van artikel 2:357 lid 2 BW veroordelen tot betaling van de declaraties van de OK-functionarissen.
Opheffing onmiddellijke voorzieningen
2.4
B.V. Vitesse heeft haar verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van B.V. Vitesse ingetrokken en geen van de bij deze procedure betrokken partijen heeft daartegen bezwaar heeft gemaakt. Bij deze stand van zaken bestaat geen belang meer bij een beoordeling van en beslissing op het verzoek, zodat B.V. Vitesse niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De Ondernemingskamer zal verder de bij de mondelinge uitspraak van 16 mei 2024 getroffen onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden opheffen. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3.
De beslissing
De Ondernemingskamer:
stelt de beloning van mr. B.M.A. van Hussen ten laste van B.V. Vitesse vast op € 137.246,14 en veroordeelt B.V. Vitesse tot betaling van dat bedrag aan mr. B.M.A. van Hussen;
stelt de beloning van mr. R. le Grand ten laste van B.V. Vitesse vast op € 141.860,59 en veroordeelt B.V. Vitesse tot betaling van dat bedrag aan mr. R. le Grand;
verklaart B.V. Vitesse niet-ontvankelijk in haar verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van B.V. Vitesse;
heft, met ingang van heden, de bij mondelinge uitspraak van 16 mei 2024 getroffen onmiddellijke voorzieningen op;
ontheft met ingang van heden mr. B.M.A. van Hussen uit de functie van commissaris van B.V. Vitesse, tevens voorzitter van de raad van commissarissen met doorslaggevende stem, als bedoeld in de mondelinge uitspraak in deze zaak van 16 mei 2024;
ontheft met ingang van heden mr. R. le Grand uit de functie van commissaris van B.V. Vitesse, als bedoeld in de mondelinge uitspraak in deze zaak van 16 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. drs. E. Eeftink RA, prof. dr. A.J. Brouwer RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans en mr. F.C.W. Wijffels, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.