ECLI:NL:GHAMS:2024:334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
23-002569-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van strafoplegging in zaak van diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak, die zich afspeelt in Amsterdam, heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 26 augustus 2023. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, maar het hof besloot de straf te herzien. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 31 januari 2024, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zakkenrollerij, een belangrijke rol speelden in de strafoplegging. Het hof heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de gevangenisstraf vastgesteld op 172 dagen, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters M.J.A. Duker, N.R.A. Meerbeek en D. Greven aanwezig waren. De griffier van het hof was mr. E.C. Damo. Het arrest is gepubliceerd op 20 februari 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002569-23
datum uitspraak: 14 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-215071-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1995,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Hetgeen tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep naar voren is gebracht, heeft het hof niet tot andere inzichten gebracht dan hetgeen door de politierechter in het vonnis waarvan beroep is overwogen en beslist, behoudens de strafoplegging. Het hof verenigt zich dan ook met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen worden vervangen door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in een op te maken aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte, indien hij niet (partieel) wordt vrijgesproken, een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur dat hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging, waarbij de ketting van het slachtoffer op slinkse wijze is weggenomen. Dit betreft een brutale straatroof op de openbare weg, welk feit angst bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht en eveneens angst heeft veroorzaakt bij omstanders. Na dit feit is hij veroordeeld voor een zakkenrollerij die hij twee dagen eerder had gepleegd. In dat verband zal het hof rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die zijn weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden genoemd.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is het hof met de raadsvrouw van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van de verdachte volstaat. Daarom zal het hof de voorlopige hechtenis bij dit arrest opheffen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
172 (honderdtweeënzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2024.
Mrs. M.J.A. Duker en D. Greven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.