Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
172 (honderdtweeënzeventig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in Amsterdam, heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 26 augustus 2023. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, maar het hof besloot de straf te herzien. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 31 januari 2024, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zakkenrollerij, een belangrijke rol speelden in de strafoplegging. Het hof heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de gevangenisstraf vastgesteld op 172 dagen, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters M.J.A. Duker, N.R.A. Meerbeek en D. Greven aanwezig waren. De griffier van het hof was mr. E.C. Damo. Het arrest is gepubliceerd op 20 februari 2024.