ECLI:NL:GHAMS:2024:3321

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.339.682/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de vereffening van een complexe nalatenschap met tuchtrechtelijke implicaties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris die als vereffenaar was benoemd in een complexe nalatenschap. De klager, die onterfd was, had de notaris verweten dat hij niet adequaat reageerde op zijn verzoeken en zijn taken als vereffenaar niet uitvoerde. De moeder van de klager overleed in 2016, en de notaris werd in 2018 benoemd tot vereffenaar. De klager had eerder een klacht ingediend die hij introk, maar diende in 2023 opnieuw een klacht in. De kamer voor het notariaat had de klacht gegrond verklaard en de notaris berispt. Het hof heeft de zaak behandeld op 26 september 2024, waarbij de notaris en zijn gemachtigde verschenen, maar de klager niet. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris zijn taken als vereffenaar voldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd, ondanks de complexiteit van de nalatenschap en de omstandigheden rondom het overlijden van de erflaatster. Het hof oordeelde dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en vernietigde de beslissing van de kamer, waardoor de klacht ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.339.682/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/421296 / KL 23-62
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 10 december 2024
inzake
mr. [appellant],
notaris te [vestigingsplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna de notaris en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

De moeder van klager is in 2016 overleden. Klager is onterfd en aan hem is een legaat toegekend ter grootte van de legitieme portie. Een broer van klager, de enig testamentair erfgenaam van moeder, is veroordeeld voor de moord op zijn moeder. In 2018 is de notaris door de rechtbank benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van moeder. Klager verwijt de notaris dat hij niet reageert naar klager en zijn taken als vereffenaar niet uitvoert. Klager heeft hierover in 2022 een klacht ingediend bij de kamer voor het notariaat, maar hij heeft deze klacht na de mondelinge behandeling bij de kamer ingetrokken. Klager heeft in 2023 de klacht tegen de notaris opnieuw ingediend bij de kamer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 4 april 2024 een beroepschrift en op 25 april 2024 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 13 maart 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TNORARL:2024:10).
2.2.
Klager heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend, ondanks dat het hof klager daartoe in de gelegenheid heeft gesteld. Wel heeft klager op [overlijdensdatum 1] 2024 een productie aan het hof gezonden.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2024. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager is, zonder berichtgeving vooraf, niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Klager is de zoon van [Persoon] (hierna: erflaatster). Zij is overleden op [overlijdensdatum 1] 2016. Naast klager had erflaatster nog drie kinderen, te weten: [kind 1] (hierna: [kind 1] ), [kind 2] (hierna: [kind 2] ) en [kind 3] (hierna: [kind 3] ). [kind 2] is op [overlijdensdatum 2] 2008 (voor)overleden.
3.2.
Erflaatster heeft op 31 mei 2013 een testament doen opmaken. In dat testament zijn klager en [kind 1] onterfd en is aan hen een legaat toegekend ter grootte van de legitieme portie. [kind 3] is benoemd tot enig erfgenaam en executeur.
3.3.
Bij vonnis van 15 maart 2018 van de rechtbank Amsterdam is [kind 3] veroordeeld wegens doodslag op erflaatster. Bij arrest van 19 december 2019 van dit hof is [kind 3] in hoger beroep veroordeeld voor de moord op erflaatster. Dit arrest is door de Hoge Raad bekrachtigd op 8 december 2020.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2018 is de notaris – op verzoek van klager – benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster, omdat [kind 3] ernstig tekort is geschoten in de vervulling van zijn verplichtingen. Verder meldt deze beschikking nog het volgende:

4.6. Gelet op omstandigheden rondom het overlijden van erflaatster en de (mogelijke) complexiteit van de vereffening ziet de rechtbank aanleiding om ambtshalve, op grond van artikel 4:208 BW, een rechter-commissaris te benoemen om toezicht te houden op de vereffening.
3.5.
Klager heeft op 6 januari 2022 een klacht ingediend bij de kamer over de notaris vanwege het niet uitvoeren van zijn taken als vereffenaar en de trage afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Deze klacht is – na de mondelinge behandeling bij de kamer op 8 april 2022 – door klager ingetrokken op 19 april 2022.
3.6.
Door de rechtbank Amsterdam is op 28 december 2022 uitspraak gedaan waarbij de vordering van klager en [kind 1] om het testament van erflaatster van 31 mei 2013 nietig te verklaren, is afgewezen. Door klager is hiertegen hoger beroep ingesteld.
3.7.
Op 3 januari 2023 heeft klager een brief aan de notaris gestuurd waarin hij – naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam – zijn wettig kindsdeel en zijn vorderingen als schuldeiser berekent.
3.8.
Op 27 januari 2023 heeft de notaris de volgende brief aan de rechter-commissaris gestuurd:

Op 29 december jl. heb ik kennisgenomen van het vonnis, van 28 december jl., inhoudende dat de vordering tot nietigverklaring van het testament van [erflaatster] is afgewezen.
We kunnen sindsdien (eindelijk) vaststellen dat de erfgenamen van erflaatster de kinderen zijn van [ [kind 3] ].
(…)
[Klager] heeft kort nadat het vonnis is gewezen telefonisch contact met mij opgenomen. Ik heb hem gevraagd of het mogelijk was om met de erfgenamen in overleg te treden om onderling tot een verdeling te komen. Hij gaf aan dat dit niet tot de mogelijkheden behoorde. Ik heb hem gevraagd om zijn vordering en die van [ [kind 1] ] in te dienen, zodat ik de hoogte van de ingediende vorderingen met u kan bespreken. Eerder deze maand (3 januari) heeft [klager] mij die doen toekomen.
(…)
Graag verneem ik uw zienswijze met betrekking tot de volgende punten.
Met uw instemming, goedkeuring en input kan ik dan de boedelbeschrijving z.s.m. delen, (…)
Het was voor mij niet mogelijk om een juiste boedelbeschrijving op te stellen daar [ [kind 3] ] destijds enig erfgenaam was en er een strafrechtelijke procedure tegen hem en zijn echtgenote liep.
Aangezien ik niet eerder van u heb vernomen, weet ik niet of u op de hoogte bent van het volgende. Door [klager] is vorig jaar een klacht tegen mij ingediend bij de kamer van toezicht. Ik kan die stukken desgewenst met u delen.
(…)
Om de hoogte van de legitieme porties te kunnen bepalen, is uw input en zienswijze met betrekking tot mijn vragen noodzakelijk.
Graag verneem ik mitsdien van u wanner het u op korte termijn schikt om deze punten en de onderliggende stukken samen door te nemen. (…)
3.9.
Op 3 maart 2023 heeft de notaris de volgende brief aan de rechter-commissaris bij gestuurd:

Op 22 februari jl. heb ik van [klager] vernomen dat hij een verzoek tot ontslag van mij als vereffenaar in dezen heeft ingediend of zal indienen. Is dat mogelijk de reden dat ik nog geen reactie heb gekregen op mijn schrijven van 27 januari jl.?
Mocht dat het geval zijn, dan zie ik de zitting met belangstelling tegemoet.
3.10.
Op 22 juni 2023 heeft klager de onderhavige klacht bij de kamer ingediend.
3.11.
Op 6 juli 2023 heeft klager bij de rechtbank Amsterdam het verzoek ingediend tot ontslag van de notaris als vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster, omdat de notaris in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekort schiet of daartoe ongeschikt is.
3.12.
Op 15 december 2023 heeft de notaris bij de opvolgend rechter-commissaris opnieuw zijn brieven van 27 januari en 3 maart 2023 onder de aandacht gebracht.
3.13.
Op 27 maart 2024 heeft een griffier van de rechtbank Amsterdam de notaris geïnformeerd dat de rechter-commissaris de brieven van 15 december 2023 en 27 januari 2023 inmiddels heeft ontvangen, dat die binnenkort zal reageren en dat de rechtbank betreurt dat deze brieven de rechter-commissaris (en haar voorganger) niet eerder hebben bereikt. De rechter-commissaris heeft niet gereageerd.

4.De klacht

Klager verwijt de notaris dat hij niet reageert naar klager en zijn taken als vereffenaar niet uitvoert. Klager verzoekt om de notaris te ontheffen van zijn benoeming als vereffenaar en om hem ernstig te berispen wegens niet-functioneren.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd. Voorts heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klager van € 50,- aan griffierecht en € 50,- aan kosten klager alsmede tot betaling van € 2.000,- voor de kosten van behandeling van de klacht door de kamer
.
Vooraf
5.2.
Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de kamer dat de gedragingen van de notaris als vereffenaar voldoende verband houden met zijn hoedanigheid van notaris en het daarbij passende gedragsniveau, zodat de notaris zich ook voor zijn handelen als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden.
5.3.
Voorts heeft de kamer in zijn beslissing terecht opgemerkt dat de notaris door de tuchtrechter niet kan worden ontheven uit zijn functie van vereffenaar. Ter zitting in hoger beroep is duidelijk geworden dat de notaris inmiddels door de rechtbank is ontslagen als vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster en dat een opvolgend vereffenaar is benoemd.
Inhoudelijk
5.4.
De kamer heeft geoordeeld dat de notaris de vereffening van de nalatenschap van erflaatster niet voortvarend, adequaat en kundig heeft opgepakt. De kamer heeft daarbij het volgende overwogen.
  • De notaris heeft geen inzicht gegeven welke werkzaamheden hij als vereffenaar heeft uitgevoerd, waardoor het voor zowel klager als voor de kamer onduidelijk is wat de stand van zaken van de vereffening is.
  • Hoewel de notaris wel reageert op e-mails van klager, geeft hij daarmee nog geen inzicht in wat hij doet. Daardoor is sprake van een gebrekkige communicatie met klager.
  • Dat de notaris tweeënhalf jaar na het overlijden van erflaatster is benoemd tot vereffenaar, ontslaat hem niet van de verplichting om te onderzoeken wat de omvang van de boedel was in juni 2016. De notaris heeft geen inzage gegeven dat hij dit ook heeft onderzocht.
  • Dat de notaris de boedelbeschrijving met de rechter-commissaris wil bespreken, is geen reden om de (voorlopige) boedelbeschrijving niet alvast ter inzage neer te leggen. Een vereffenaar is immers niet afhankelijk van de rechter-commissaris voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
  • De notaris toont ook geen voortvarendheid in het bespreken van de nalatenschap met de rechter-commissaris nu hij de afspraak zelf begin maart 2023 heeft afgezegd en daarna geen actie heeft ondernomen om een nieuwe afspraak te maken.
5.5.
In zijn beroepschrift heeft de notaris aangevoerd dat de kamer de handelwijze van de notaris in deze complexe zaak heeft benaderd alsof sprake is van een ‘recht toe, recht aan’ vereffening van een eenvoudige nalatenschap, die in 2018 prompt afgewikkeld had kunnen worden. Volgens de notaris heeft de kamer met dit oordeel onder meer de volgende bijzondere feiten en omstandigheden miskend.
  • Er is sprake van een complexe nalatenschap waarbij de enig testamentair erfgenaam erflaatster in 2016 om het leven heeft gebracht en waarvoor deze erfgenaam pas op 8 december 2020 onherroepelijk tot een gevangenisstraf is veroordeeld.
  • Op 28 december 2022 heeft de rechtbank pas de vordering van klager en [kind 1] tot vernietiging van het testament van erflaatster afgewezen.
  • Er is sprake van een zware vereffening, waarin door de rechtbank ambtshalve een rechter-commissaris is aangesteld.
  • Er heeft nimmer een gesprek met de rechter-commissaris in de agenda gestaan, dus de notaris kan een dergelijk gesprek ook niet afzeggen.
  • Het kan de notaris niet worden verweten dat hij geen reactie heeft gekregen van de rechter-commissaris.
  • De notaris heeft kanttekeningen geplaatst bij een aantal door klager ingediende vorderingen. Dit laat zien dat de notaris in het belang van de boedel handelt.
  • De notaris heeft wel degelijk werkzaamheden verricht en, voor zover nodig, inzichtelijk gemaakt.
  • De notaris heeft (al dan niet mondeling) meerdere keren met klager besproken dat diverse stappen tot afwikkeling van de nalatenschap pas zouden kunnen worden genomen nadat duidelijkheid was gekregen over het nietig verklaren van het testament.
5.6.
Het hof is, anders dan de kamer, van oordeel dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. In de gegeven omstandigheden heeft de notaris zijn taken als vereffenaar voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Er was volgens het hof geen sprake van een standaard nalatenschap doordat onder meer de enig testamentair erfgenaam verantwoordelijk werd gehouden voor het overlijden van erflaatster en daarover een strafrechtelijke procedure liep en er een procedure tot vernietiging van het testament van erflaatster aanhangig was. Voor de rechtbank vormde de situatie ook aanleiding om ambtshalve een rechter-commissaris te benoemen om toezicht te houden op de vereffening, hetgeen bij uitzondering gebeurt bij een gecompliceerde boedel of ingeval het gewenst is dat de vereffenaar wordt begeleid door een rechter-commissaris.
5.7.
Het is de taak van een vereffenaar om met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te stellen en deze te deponeren. Het hof stelt vast dat de notaris zich ook bewust is geweest van deze taak. In hoger beroep heeft hij twee concepten van de boedelbeschrijving overgelegd, waarop de bezittingen en schulden per 14 maart 2019 respectievelijk per 24 september 2021 zijn opgenomen. In het tweede concept staan meer bezittingen en schulden ingevuld dan in het eerste concept. Dit laat zien dat de notaris, anders dan de kamer heeft geoordeeld, wel degelijk heeft onderzocht wat de omvang van de boedel was. Hij heeft in beide concepten vermeld dat de aanwezigheid van inboedelgoederen niet meer te controleren was, klaarblijkelijk omdat hij pas in 2018 als vereffenaar is benoemd terwijl erflaatster in 2016 was overleden. In de tweede versie van de boedelbeschrijving staan nog diverse P.M.-posten vermeld, volgens de notaris onder meer vanwege de onzekerheid over de geldigheid van het testament. De notaris heeft daarom in beide concepten verklaard dat zodra inzichtelijk is wie de erfgenamen zijn en of het testament ongeldig wordt verklaard, en nadat de rechter-commissaris met de inhoud heeft ingestemd, hij zal overgaan tot deponeren van de boedelbeschrijving.
5.8.
Toen de vordering van klager tot vernietiging van het testament van erflaatster op 28 december 2022 werd afgewezen, werd voor de notaris inzichtelijk wie de erfgenamen waren. De notaris heeft vervolgens op 29 december 2022 met klager over de gevolgen van deze beslissing gesproken. Naar aanleiding daarvan heeft klager op 3 januari 2023 een brief aan de notaris gestuurd waarin hij zijn vorderingen berekent. Uit het vorenstaande blijkt niet dat de notaris niet reageert naar klager. Ook heeft de notaris in hoger beroep diverse e-mails overgelegd waaruit volgt dat hij binnen een redelijke termijn op vragen van klager heeft gereageerd en hem op de hoogte heeft gehouden van de voortgang in het dossier. Zo heeft de notaris bijvoorbeeld klager al bij email van 22 maart 2019 geïnformeerd dat hij de boedelbeschrijving had opgemaakt, maar dat deze nog te veel losse eindjes bevatte, waarover hij wilde overleggen met de rechter-commissaris. Wanneer hij daarover duidelijkheid had, zou de notaris de boedelbeschrijving neerleggen bij de rechtbank. Dat de notaris onbereikbaar zou zijn per telefoon en e-mail, zoals klager stelt in zijn klaagschrift, is het hof dan ook niet gebleken.
5.9.
Het hof acht het voorts niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de notaris de deponering van de boedelbeschrijving afhankelijk heeft gemaakt van afstemming met de rechter-commissaris. De notaris had een aantal vragen naar aanleiding van de door klager ingediende vorderingen die hij graag met de rechter-commissaris wilde bespreken. Gezien de complexiteit van de vragen – die ook zagen op een mogelijke benadeling van de nalatenschap − acht het hof het zorgvuldig dat de notaris deze wilde voorleggen aan de (opvolgend) rechter-commissaris. Het hof betrekt daarbij ook dat de notaris op 11 november 2019 – op verzoek van een andere legataris in de nalatenschap van erflaatster – een bespreking heeft gehad met de door de rechtbank benoemde rechter-commissaris. Het verzoek om een zienswijze heeft de notaris aan de rechter-commissaris voorgelegd in zijn uitgebreide brief van 27 januari 2023. Uit de brief blijkt dat de notaris graag op korte termijn wil overleggen met de rechter-commissaris. De notaris heeft op 3 maart 2023 een herinnering gestuurd en daarna, naar hij ter zitting in hoger beroep heeft uitgelegd, telefonisch contact opgenomen met de contactpersoon bij de rechtbank die hem in kennis heeft gesteld van de naam van de opvolgend rechter-commissaris. Anders dan de kamer heeft overwogen, is voor het hof niet komen vast te staan dat de notaris een afspraak had met de rechter-commissaris die begin maart 2023 door de notaris zou zijn afgezegd. Uit de diverse brieven van de notaris aan de rechter-commissaris blijkt juist dat hij in afwachting was van diens reactie. Dat de rechter-commissaris ondanks diverse brieven van de notaris en een gedane toezegging niet heeft gereageerd, is de notaris niet aan te rekenen. Anders dan de kamer heeft overwogen, geeft dit dan ook geen blijk van het ontbreken van voortvarendheid in het bespreken van de nalatenschap met de rechter-commissaris.
Conclusie
5.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat niet aannemelijk is geworden dat de notaris niet reageert naar klager en zijn taken als vereffenaar niet uitvoert, zodat de klacht tegen de notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, E. de Greeve en S.V. Viveen en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door de rolraadsheer.