In deze zaak heeft klager, als testamentaire erfgenaam van de overleden erflater, een klacht ingediend tegen de kandidaat-notarissen die door de erflater zijn benoemd tot executeur van zijn nalatenschap. Klager verwijt de kandidaat-notarissen dat zij de rol van executeur naar zich toe hebben getrokken zonder dat dit de bedoeling van de erflater was. Klager stelt dat er klantonvriendelijk is gehandeld en dat er fouten zijn gemaakt bij de afwikkeling van de nalatenschap. De zaak is in hoger beroep behandeld na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, die de klacht ongegrond had verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de erflater heeft een testament gemaakt waarin hij het notariskantoor benoemt tot executeur. Klager is aangewezen als contactpersoon voor diverse zaken, waaronder de huisontruiming. Na het overlijden van de erflater heeft klager contact opgenomen met de oud-kandidaat-notaris over de afwikkeling van de nalatenschap. Klager heeft diverse verwijten geuit, waaronder dat de kandidaat-notarissen onterecht de rol van executeur hebben aangenomen en dat er fouten zijn gemaakt bij de aangifte erfbelasting.
Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notarissen rechtmatig als executeur zijn aangesteld en dat hun handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klager heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 10 december 2024.