ECLI:NL:GHAMS:2024:3303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
30 november 2024
Zaaknummer
23-003227-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met een vuistslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld voor mishandeling op 12 december 2021, waarbij zij de aangever met een vuistslag in het gezicht had geslagen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die haar had veroordeeld tot een geldboete van 200 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis. Het hof heeft de zaak behandeld op 15 november 2024 en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De verdachte betwistte de mishandeling en stelde dat zij de aangever slechts met haar telefoon had geraakt. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook het door verbalisanten geconstateerde letsel, voldoende bewijs boden voor de mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete van 100 euro op, met dezelfde vervangende hechtenis, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003227-22
datum uitspraak: 29 november 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-332601-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 november 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 12 december 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met [slachtoffer]) een vuistslag op/tegen de (linker)lip, in elk geval in/op/tegen het gezicht, te geven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte betoogd dat zij ten onrechte ter zake van mishandeling is veroordeeld. Daartoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zij de aangever niet met een gebalde vuist heeft geslagen, maar slechts met haar telefoon in haar hand naar hem heeft uitgehaald en hem daarbij heeft geraakt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte heeft tijdens de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij aangever heeft geraakt toen zij naar hem uithaalde terwijl zij op dat moment een telefoon in haar hand had.
De aangever [slachtoffer] heeft in zijn verklaring op 12 december 2021 verklaard dat hij een doffe klap voelde op zijn linker bovenlip, waarna hij zag dat verdachte haar rechterarm liet zakken. Hij voelde pijn en zijn lip was verdikt. Het betreffende incident is gezien door getuige [getuige], die heeft verklaard dat de verdachte ineens met haar rechterhand uithaalde en dat haar vuist met [slachtoffer] tegen de wang van aangever kwam. Hij heeft daarbij gezien dat het gezicht van aangever door de klap naar rechts bewoog. Daarnaast vinden de verklaringen van de aangever en de getuige steun in het na het incident door verbalisant [verbalisant] bij aangever geconstateerde letsel.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat de verdachte de aangever heeft mishandeld door hem met [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven, waarbij zij in haar hand een telefoon had waardoor haar hand zodanig om de telefoon gebogen was dat haar hand bij het uithalen niet anders is te beschouwen dan als een vuist. Dat verdachte op dat moment haar telefoon in haar hand had betekent dus niet dat van een vuist(slag) geen sprake kan zijn geweest maar staat naar het oordeel van het hof aan de bewezenverklaring en kwalificatie van mishandeling niet in de weg.
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de aangever op 12 december 2021 heeft mishandeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 12 december 2021 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die voornoemde [slachtoffer] eenmaal met [slachtoffer] een vuistslag tegen het gezicht te geven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van 200,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 100,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer, die op dat moment aan het werk was, met kracht in het gezicht te slaan. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem letsel toegebracht. Het hof stelt vast dat de verdachte daarbij geen verantwoordelijkheid aanvaardt voor het bewezenverklaarde.
Uit het strafblad van 7 november 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd, ervan uitgaande dat de aangever in deze zaak zeer beperkt letsel is toegebracht.
In de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt bij een
first offendervan mishandeling (waarbij sprake is van enig letsel) als uitgangspunt een geldboete ter hoogte van 750,00 euro.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 100,00 euro. Het hof sluit zich bij deze – milde – straf aan, gelet op het tijdsverloop en het blanco strafblad van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van 100,00 euro passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht,
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. onder CJIB-nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. W.S. Ludwig en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 november 2024.