ECLI:NL:GHAMS:2024:3295

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
23-001082-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een groot contant geldbedrag met verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 464.090,00

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het witwassen van een groot contant geldbedrag van € 464.090,00. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging, maar het hof heeft deze vrijspraak niet in stand gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 december 2021 in Amsterdam een geldbedrag van € 464.090,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit bedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was uit de verkoop van autosleutels en softwarepakketten, maar het hof oordeelde dat deze verklaring niet verifieerbaar was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast is het geldbedrag van € 464.090,00 verbeurd verklaard. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, wat heeft geleid tot een gematigde taakstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001082-22
datum uitspraak: 28 november 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-345576-21 en 13-119733-21 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte partieel vrijgesproken van het onder 1 cumulatief/alternatief tenlastegelegde (medeplegen van) witwassen van “een of meer horloges (merk Rolex) en/of een of meer andere goederen”. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte tegen deze beslissingen tot vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook in zoverre nietontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van een voorwerp, te weten ongeveer 523.685 euro en/of ongeveer 1810 euro
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten ongeveer 523.685 euro en/of ongeveer 1810 euro en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten ongeveer 523.685 euro en/of ongeveer 1810 euro voorhanden heeft gehad, en/of
een voorwerp, te weten ongeveer 523.685 euro en/of ongeveer 1810 euro heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en), te weten ongeveer 523.685 euro en/of ongeveer 1810 euro, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Standpunten van partijen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 (tot het door de rechtbank bewezenverklaarde geldbedrag van € 464.090,00) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wel dient de verdachte van het medeplegen van dit feit te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de tenlastegelegde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. In deze zaak is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, maar de verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de legale herkomst van de aangetroffen geldbedragen. De verdachte heeft, kortgezegd, verklaard dat hij dit geld heeft verdiend met de verkoop van autosleutels en softwarepakketten via de website [website] en dat de betalingen door klanten contant werden gedaan. De verdachte heeft concrete bedragen genoemd met betrekking tot de in- en verkoopprijzen van autosleutels, apparatuur en softwarepakketten en de winstmarges die daarop te halen waren. Ook heeft hij verklaard over het aantal klanten op een dag. Het door het openbaar ministerie verrichte onderzoek naar de verklaring van de verdachte duidt op aanzienlijke inkomsten uit de door de verdachte opgegeven werkzaamheden. Gevolg is dat de conclusie dat de aangetroffen geldbedragen afkomstig moeten zijn uit enig misdrijf, niet gerechtvaardigd is.

Oordeel van het hof

Aan de verdachte toe te rekenen geldbedrag
Op 26 december 2021 is de politie de woning aan het [adres 2] binnengetreden. Er werden meerdere tassen met bundels briefgeld aangetroffen. Het briefgeld is door de politie inbeslaggenomen en in afgesloten sealbags veiliggesteld. Uit de telling bleek dat in de afzonderlijke sealbags die in voornoemde woning zijn aangetroffen een geldbedrag zat van in totaal € 523.685,00. Een deel van dit geldbedrag is aangetroffen op het balkon in een paarse bigshopper en in een gele Jumbo tas (te weten: € 348.060,00) en een ander deel van dit geldbedrag is aangetroffen in de woonkamer (te weten: € 113.000,00). De verdachte heeft tijdens zijn politieverhoor verklaard dat het geld in de twee tassen op het balkon en in de woonkamer van hem was. De verdachte heeft verder verklaard dat hij het geldbedrag ad € 1.220,00, dat tijdens zijn fouillering is aangetroffen, in zijn tas had gedaan en dat het geldbedrag ad € 1.810,00, dat tijdens de doorzoeking van zijn eigen woning op 27 december 2021 is aangetroffen, zijn leefgeld is.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte een geldbedrag van (€ 348.060,00 + € 113.000,00 + € 1.220,00 + € 1.810,00 =) € 464.090,00 voorhanden heeft gehad. Het hof heeft ten aanzien van het overige deel van de tenlastegelegde geldbedragen niet kunnen vaststellen dat de verdachte dat voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.
Afkomstig uit enig misdrijf
Het hof moet vervolgens de vraag beantwoorden of bewezen is dat het geldbedrag van in totaal € 464.090,00 geheel of gedeeltelijk afkomstig is uit enig misdrijf.
In deze zaak is geen sprake van direct bewijs dat dit geldbedrag afkomstig is uit een concreet gronddelict. Dat het geldbedrag afkomstig is uit “enig misdrijf” kan niettemin worden bewezen als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. In de doorzochte woningen is een groot geldbedrag van de verdachte aangetroffen en het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico op onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. De verdachte ontving een Wajong-uitkering. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen die leven van een uitkering, zoals de verdachte, hiervan vaak net rond kunnen komen. In zijn algemeenheid geldt verder dat geldbedragen van een behoorlijke omvang in contante coupures, die niet direct zijn terug te voeren op een aantoonbare bron van inkomsten, vermoedens oproepen van witwassen. Wat het witwasvermoeden sterker maakt, is dat de verdachte, toen verbalisanten de woning aan het [adres 2] binnentraden, na zich te hebben geïdentificeerd opeens richting het balkon rende, over de reling sprong, opstond en al hinkend probeerde weg te rennen. Tot slot weegt mee dat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid hasj en hennep is aangetroffen.
Op grond van het voorgaande acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag van € 464.090,00 uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag afkomstig is uit de verkoop en reparatie van autosleutels en de handel in softwarepakketten, dat hij veel advertenties heeft geplaatst en met zijn afnemers afsprak op openbare plekken zoals bij de [winkel]. De betalingen door klanten aan de verdachte gingen altijd contant. In de periode 2018-2019 ging het goed met het bedrijf en genereerde hij aanzienlijke inkomsten, waarvan hij kon sparen. De verdachte heeft ook verklaard dat hij geen administratie heeft bijgehouden, zijn bedrijf niet heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en van zijn inkomsten geen melding heeft gemaakt bij de Belastingdienst.
Het hof overweegt dat de verdachte geen bewijs hoeft te leveren dat de gelden niet van misdrijf afkomstig zijn. Dat neemt niet weg dat het niet voeren van enige (deugdelijke) administratie wel een omstandigheid is die betrokken kan worden bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte over de herkomst van de gelden. Door de gestelde werkwijze van de verdachte, waarbij geen gebruik is gemaakt van facturen of betalingen per bank door klanten, er geen boekhouding is bijgehouden en er geen aangifte bij de Belastingdienst is gedaan, kan de omvang van de opbrengsten van het bedrijf niet worden geconcretiseerd. Inzicht in het werkelijke aantal klanten, de winstmarges per geleverd product en de kosten van de onderneming ontbreekt. De verklaring van de verdachte, dat het aangetroffen geld afkomstig is uit zijn onderneming, is daarom niet verifieerbaar. De door de verdachte ingebrachte stukken en de verklaringen van de door de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen maken dat niet anders.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding om van het openbaar ministerie nader onderzoek te verlangen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag van € 464.090,00 geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Geen medeplegen
Niet is bewezen dat de verdachte bewust en nauw met (een) ander(en) heeft samengewerkt bij het witwassen, zodat de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – indien het hof tot een bewezenverklaring komt van
het onder 1 tenlastegelegde – verzocht het onderzoek te heropenen teneinde de volgende personen als getuige te horen: [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]. Deze getuigen hebben tegen betaling goederen en/of diensten afgenomen van de verdachte en zouden daarover nader kunnen verklaren. Laatstgenoemde (
het hof begrijpt: [getuige 6]) heeft ook meermaals auto’s van de verdachte gekocht.
Nu het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde komt, is aan de gestelde voorwaarde voldaan en komt het hof toe aan de beoordeling van het verzoek.
Het hof acht het niet noodzakelijk de door de raadsman opgegeven personen als getuige te doen horen. Deze individuele afnemers kunnen geen informatie geven over de totale inkomsten of de winstmarges van het bedrijf van de verdachte. Daarom wijst het hof het voorwaardelijke verzoek van de raadsman af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 26 december 2021 te Amsterdam een voorwerp, te weten € 464.090,00, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp, geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat,
zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het is van belang dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet langer is dan de duur van het voorarrest. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte een minderjarige zoon heeft en alleen is belast met het ouderlijk gezag. De verzorging en opvoeding van deze zoon is, gezien zijn gedragsproblemen en cognitieve - en emotionele ontwikkelingsbeperkingen, geen eenvoudige taak. De verdachte heeft niemand in zijn omgeving die zijn zoon voor een langere periode kan verzorgen wanneer hijzelf in de gevangenis zit. De verdachte heeft inmiddels een inschrijving bij de Kamer van Koophandel, een boekhouder en betaalt belasting over zijn inkomen. Tot slot heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot contant geldbedrag. Witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële - en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer. Het is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert bovendien het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt. Zonder witwassen zou het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zijn.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,00 en € 500.000,00 geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden. De hoogte van het benadelingsbedrag rechtvaardigt naar het oordeel van het hof ook de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals uiteengezet door de raadsman, zal het hof de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest. Nu daarmee gezien de ernst van het feit niet kan worden volstaan, zal het hof, naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook een taakstraf aan de verdachte opleggen.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De redelijke termijn is aangevangen met het bevel tot inverzekeringstelling van de verdachte op
26 december 2021. De redelijke termijn is in eerste aanleg niet overschreden, omdat vonnis is gewezen op 7 april 2022. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte op 21 april 2022 en is deze termijn geëindigd met dit arrest op 28 november 2024, waarmee de redelijke termijn van
2 jaren met ruim 7 maanden is overschreden.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is. De taakstraf zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, worden gematigd tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde beslissing neemt ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen als de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de bij de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen van in totaal € 464.090,00 aan hem terug te geven.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde feit met betrekking tot het geldbedrag van € 464.090,00 is begaan. Daarom wordt dit geldbedrag verbeurdverklaard. Ten aanzien van de overige onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen neemt het hof een beslissing in de zaak van de medeverdachte Z.S. Khawaja. Daarom zal het hof ten aanzien van deze voorwerpen geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren (parketnummer 13-119733-21). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van deze vordering.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen met een jaar.
Het hof is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en zal daarom de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde (medeplegen van) witwassen van “een of meer horloges (merk Rolex) en/of een of meer andere goederen”.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in
zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
140 (honderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1810 EUR ibg 27-12-2021 (Omschrijving: PL1300-2021265419-G6135847)
  • 1220 EUR ibg 26-12-2021 (Omschrijving: PL1300-2021265419-G6135670)
  • 113000 EUR ibg 26-12-2021 (Omschrijving: PL1300-2021265419-G6135608)
  • 275900 EUR ibg 26-12-2021 (Omschrijving: PL1300-2021265419-G6135637)
  • 72160 EUR ibg 26-12-2021 (Omschrijving: PL1300-2021265419-G6135632).
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2021, parketnummer 13-119733-21, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. H.A. Stalenhoef en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 november 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]