ECLI:NL:GHAMS:2024:3226

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
23-000568-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis kinderrechter in jeugdzaak met aanvullende bewijsoverweging inzake zakkenrollerij in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 februari 2024 was gewezen. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2007, die momenteel om andere redenen gedetineerd is. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met een aanvullende bewijsoverweging. De verdachte was betrokken bij een zakkenrollerij in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte de telefoon van een aangever heeft gestolen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2024 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte ontkende enige betrokkenheid bij de diefstal. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal. Dit bewijs is onder andere gebaseerd op getuigenverklaringen en videobeelden van het voorval.

Het hof concludeert dat de verdachte, door de aandacht van de aangever af te leiden terwijl de medeverdachte de telefoon steelt, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal. Hierdoor is er sprake van medeplegen, wat het hof bevestigt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsgang en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000568-24
datum uitspraak: 21 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-339471-23 en 13-064065-24, alsmede 13-220445-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2007,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de hierna volgende bewijsoverweging.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 13-064065-24 ten laste gelegde diefstal in vereniging. De verdachte ontkent dat hij ook maar enig aandeel heeft gehad in de diefstal van de telefoon door de medeverdachte. En ook uit het procesdossier blijkt niet van een daartoe strekkende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Reden waarom de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van het procesdossier, meer specifiek de aangifte, het proces-verbaal van 24 februari 2024 waarin de bewegende beelden worden beschreven en de aanvulling op dit proces-verbaal van 26 februari 2024 stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 24 op 25 februari 2024 lopen de aangever en zijn vrienden door de Stoofsteeg in Amsterdam. Op enig moment worden zij benaderd door de verdachte en de medeverdachte. De verdachte spreekt de aangever aan waarna de verdachte zich richting de medeverdachte draait en even oogcontact met hem maakt. Vervolgens geeft de verdachte de aangever een high five en houdt hij hem aan de praat. Ook geeft de verdachte de twee vrienden van de aangever een high five en een boks. Tegelijkertijd richt de medeverdachte zijn aandacht op de aangever en geeft hem een boks, waarbij zij dicht bij elkaar staan. Vervolgens doet de medeverdachte met zijn linkerbeen de zogenoemde voetbaltruc bij de aangever, waardoor de aangever komt te wankelen. De medeverdachte beweegt zijn linkerhand in de richting van het rechterbovenbeen van de aangever. Even later heeft de medeverdachte een telefoon in zijn linkerhand. Op het moment dat de medeverdachte de telefoon van de aangever wegneemt, leidt de verdachte de aandacht af door meermaals handen te schudden met de vrienden van aangever.
Enkele seconden nadat de medeverdachte de telefoon in zijn broekzak heeft gestopt, lopen de verdachte en de medeverdachte tezamen weg van de aangever en zijn vrienden. Zij lopen de Stoofsteeg uit, waarna zij het uit zichzelf op een rennen zetten. Als de aangever korte tijd later wordt aangesproken door de politie, blijkt hij zijn telefoon kwijt te zijn.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de diefstal van de telefoon van voldoende gewicht is om de vereiste nauwe en bewuste samenwerking aan te nemen en aldus tot het bewijs van medeplegen van de diefstal te komen.
Het hof verwerpt om deze reden het verweer van de raadsvrouw.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. M.J.A. Duker en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]