ECLI:NL:GHAMS:2024:3159

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23-001675-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en oplegging van straffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De tenlastelegging betrof een incident op 9 mei 2021 te Diemen, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto reed, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 september 2024, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De eerdere veroordeling van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld. De verdachte is schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft rekening gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit.

De opgelegde straffen zijn een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van het feit een zwaardere straf rechtvaardigt. De beslissing is genomen in het belang van de verkeersveiligheid en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001675-23
datum uitspraak: 4 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-206021-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
inschrijfadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 september 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Diemen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Diemerdreef, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks9 mei 2021 te Diemen, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een
of meercategorie
ënvan motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, Diemerdreef, als bestuurder een motorrijtuig
,(personenauto)
,van die categorie
of categorieënheeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
de bekennende verklaring van de verdachte in een proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW met nummer PL1300-090520211630231551 van 9 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisanten, bevattende een verhoor van de verdachte [doorgenummerde pagina 3];
een proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW met nummer PL1300-90520211630231551 van 9 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisanten [doorgenummerde pagina’s 2-4];
een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021095196-3 van 9 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisanten [doorgenummerde pagina’s 12-13];
een besluit rijbewijs ongeldig van het CBR van 6 augustus 2019 (aangetekend) [CBR stukken doorgenummerde pagina’s 10-11].

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de jegens hem met het oog op die verkeersveiligheid door het bevoegde gezag genomen beslissing. Bovendien heeft hij, naast een veiligheidsrisico, ook een groot financieel risico voor andere weggebruikers in het leven geroepen, nu verzekeringsmaatschappijen in dergelijke gevallen veroorzaakte schade niet plegen te vergoeden.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2024 is hij eerder ter zake van de Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk veroordeeld.
Het hof houdt rekening met straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken en de oriëntatiepunten zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Een gevangenisstraf van twee weken wordt daarbij genoemd. Dat is niet zonder reden. Als iemand niet in staat wordt geacht op een goede manier deel te nemen aan het verkeer en toch besluit te rijden, dan staan daar sancties op. Het hof rekent de verdachte zijn recidiverende gedrag aan en komt daarom tot een gevangenisstraf van drie weken. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing, maar het hof ziet daarin geenszins aanleiding de op te leggen straf te matigen.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals toegelicht ter terechtzitting in hoger beroep, met name dat de verdachte binnenkort de volledige zorg voor zijn dochter heeft, ziet het hof wel aanleiding om de vrijheidsbenemende straf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst een nieuw strafbaar feit te plegen. Het zou echter te zeer voorbijgaan aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit om hiermee te volstaan. Daarom zal tevens een relatief forse onvoorwaardelijke taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden. Een lagere straf – zoals gevorderd door de advocaat-generaal – zou naar het oordeel van het hof geen recht doen aan de ernst van het feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. D.A.C. Koster en mr. D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. I.F.M. Schreuders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2024.
Mr. D.A.G. van Toor is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]