Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2020. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor de in- en/of uitvoer van cocaïne en de verkoop daarvan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. Het hof heeft de bewijsmotivering aangevuld en een nieuw bewijsmiddel toegevoegd. De raadsman van de verdachte betoogde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de conclusie te trekken dat er voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van getuige [getuige] betrouwbaar waren, ondersteund door andere onderzoeksbevindingen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in zowel eerste aanleg als hoger beroep. Hierdoor besloot het hof de taakstraf te matigen naar 160 uren. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.