ECLI:NL:GHAMS:2024:3157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23-002641-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorbereidingshandelingen in-/uitvoer cocaïne en verkoop/afleveren daarvan

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2020. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor de in- en/of uitvoer van cocaïne en de verkoop daarvan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. Het hof heeft de bewijsmotivering aangevuld en een nieuw bewijsmiddel toegevoegd. De raadsman van de verdachte betoogde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de conclusie te trekken dat er voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van getuige [getuige] betrouwbaar waren, ondersteund door andere onderzoeksbevindingen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in zowel eerste aanleg als hoger beroep. Hierdoor besloot het hof de taakstraf te matigen naar 160 uren. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002641-20
datum uitspraak: 11 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-871894-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsmotivering aanvult naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd en
  • een bewijsmiddel toevoegt.

Aanvulling bewijsmotivering

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat uit de bewijsmiddelen waar de bewezenverklaring in eerste aanleg op rust niet de conclusie kan worden getrokken dat er voorbereidingshandelingen op de in-/uitvoer van cocaïne hebben plaatsgevonden. De verklaring van getuige [getuige] dient bovendien als onbetrouwbaar ter zijde te worden gesteld, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
[getuige] is door de raadsheer-commissaris als getuige gehoord in hoger beroep. Het hof komt naar aanleiding van dit verhoor niet tot een ander oordeel dan de rechtbank.
Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige]. Het hof gaat uit van de juistheid van de verklaring van [getuige] van 13 februari 2018, nu de verklaring voldoende en overtuigende bevestiging vindt in andere onderzoeksbevindingen zoals uiteengezet in de bewijsmotivering van de rechtbank. Daarnaast verklaart [getuige] in grote lijn hetzelfde tegenover de raadsheer-commissaris en licht hij zijn beantwoording op vragen nader toe, wat verder positief bijdraagt aan het betrouwbaarheidsoordeel. Het feit dat [getuige] in dit onderzoek niet als verdachte is aangemerkt, doet – anders dan de raadsman heeft bepleit – niet af aan de betrouwbaarheid van zijn tot het bewijs gebezigde verklaringen.

Toevoeging bewijsmiddel

Het hof voegt het volgende bewijsmiddel toe:
Een schriftelijk bescheid (pagina 136 van zaaksdossier B1 in onderzoek Tralee), zijnde een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Gespreksgegevens: 281110799
Tijdstip: 13-12-16 20:37:59
Met nummer: [telefoonnummer]
Tenaamstelling: [medeverdachte]
Beller: [het hof begrijpt op basis van pagina 14 van zaaksdossier B1: [verdachte]]
Gebelde: [het hof begrijpt op basis van pagina 14 van zaaksdossier B1: [medeverdachte]]

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen met aftrek van voorarrest, en tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de in- en/of uitvoer van cocaïne en de verkoop en/of aflevering daarvan. De handelingen van de verdachte waren erop gericht om een hoeveelheid cocaïne te verkopen aan een van de mededaders, die zich in Duitsland bevond. In aanloop naar deze verkoop hebben de verdachte en een van zijn mededaders regelmatig contact met elkaar gehad over prijzen, hoeveelheden en de kwaliteit van de cocaïne.
Het hof acht het bewezenverklaarde feit ernstig. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Uit het strafblad van de verdachte van 12 augustus 2024 blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Het hof heeft daarnaast gelet op hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is besproken ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf in beginsel zonder meer passend. Het hof stelt echter vast dat in eerste aanleg en in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De verdachte is op 31 januari 2017 in verzekering gesteld en de rechtbank heeft vonnis gewezen op 10 november 2020, zodat de redelijke termijn van twee jaren in eerste aanleg met één jaar en ruim negen maanden is overschreden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 18 november 2020 en het hof wijst drie jaren en bijna tien maanden later arrest. In hoger beroep is de redelijke termijn dan ook met één jaar en bijna tien maanden overschreden. De totale overschrijding van de redelijke termijn bedraagt in eerste aanleg en hoger beroep (ruim) drie jaren en zeven maanden.
Gelet op de aanzienlijke termijnoverschrijding, acht het hof een vrijheidsbenemende straf niet langer op zijn plaats en ziet het hof daarnaast aanleiding de taakstraf als navermeld te matigen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van voorarrest, nu passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. W.S. Ludwig en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. I.F.M. Schreuders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2024.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]