ECLI:NL:GHAMS:2024:3148

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23-001014-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijk geweld en mishandeling op stations in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2024. De verdachte, geboren in 2007, was aangeklaagd voor openlijk in vereniging geweld plegen en mishandeling van twee slachtoffers op verschillende data in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte ernstige geweldsdelicten, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 oktober 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof constateerde dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg, maar verwierp het verweer van de raadsvrouw dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en 50 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met [benadeelde 1]. Daarnaast werden schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelen in het openbaar vervoer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001014-24
datum uitspraak: 14 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-099655-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2007,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een oogkasfractuur en/of gebitsschade heeft toegebracht door eenmaal of meermalen (met kracht):
- voornoemde [benadeelde 1] bij zijn (onder)armen, in elk geval bij het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] met de (gebalde) vuist en/of hand te slaan en/of te stompen in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- ( vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] een kopstoot te geven in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- voornoemde [benadeelde 1] te schoppen en/of te trappen tegen/op het been, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] ;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2022,te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een oogkasfractuur en/of gebitsschade, toe te brengen met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] (met kracht)
- bij zijn (onder)armen, in elk geval bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) eenmaal of meermalen met (gebalde) vuist en/of hand in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- een kopstoot heeft gegeven in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- voornoemde [benadeelde 1] heeft geschopt en/of getrapt tegen/op het been, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 1] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde 1] eenmaal of meermalen (met kracht):
- bij zijn (onder)armen, in elk geval bij het lichaam, vast te pakken en/of vast te houden en/of
- met (gebalde) vuist en/of hand in/tegen/op zijn gezicht/gelaat en/of hoofd, althans zijn lichaam, te slaan en/of te en/of
- een kopstoot te geven in/tegen/op het gezicht en/of hoofd , in elk geval tegenzijn lichaam, en/of
- op/tegen zijn be(e)n(en, althans zijn lichaam, te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op 29 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg en/of de voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, de De Ruijterkade en/of De IJpassage (van het Centraal Station), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit
- het insluiten/omsingelen van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het achter voornoemde [benadeelde 1] aanrennen en/of
- het (bij de arm en/of kleding) vastpakken/vasthouden van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het geven van een of meer kopsto(o)t(en) in/tegen het gezicht/gelaat en/of hoofd van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] en/of
- het eenmaal of meermalen (onderuit) schoppen en/of trappen van voornoemde [benadeelde 1] ;
3. primair
hij op 08 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, in een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, (de IJpassage van) het Centraal Station, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , welk geweld bestond uit het
- het bespugen van voornoemde [benadeelde 2] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van voornoemde [benadeelde 2] en/of
- het (met kracht) (in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hoofd) slaan en/of stompen van voornoemde [benadeelde 2] en/of
- het (/optegen het lichaam) schoppen en/of trappen van voornoemde [benadeelde 2] en/of
- het (achter)volgen van en/of achter voornoemde [benadeelde 2] aanrennen en/of
- het gepleegde geweld filmen/op te nemen/te fotograferen (met zijn, verdachtes telefoon);
3. subsidiair
hij op of omstreeks 08 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde 2] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde 2] (met kracht)
-eenmaal of meermalen in/op/tegen zijn gezicht/gelaat en/of hoofd te slaan en/of te stompen en/of
-eenmaal of meermalen op/tegen zijn lichaam te schoppen en/of te trappen;
4.
primair
hij op 08 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, in de voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, het metrostation Gare du Nord en/of de metro, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of één of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)en, welk geweld bestond uit het
- het in het gezicht spugen van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- het in de (onder)rug en/of op/tegen de knieën, althans het lichaam, schoppen en/of trappen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het op/tegen het hoofd slaan en/of stompen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tegen de be(e)n(en) schoppen en/of trappen van die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- het vastpakken/vasthouden/tegenhouden van die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- het (vervolgens) (achter)volgen van/achter voornoemde [slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) aan rennen (toen voornoemde [slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) de metro verliet en zich richting het busplatform begaf/begaven) en/of
- het gepleegde geweld filmen/op te nemen/te fotograferen (met zijn/hun telefoon);
4. subsidiair
hij op of omstreeks 08 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] en/of één of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)en heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (met kracht)
- in/tegen haar onderrug en/of knieën, althans zijn lichaam, te schoppen en/of te trappen en/of
-op/tegen haar hoofd te slaan/stompen en/of
door voornoemde tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) (met kracht)
- tegen de be(e)n(en) te schoppen en/of trappen en/of
- vast te pakken en/of vast te houden/tegen te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van alle ten laste gelegde feiten wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof constateert met de raadsvrouw dat in eerste aanleg sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn. Met de rechtbank en de advocaat-generaal overweegt het hof echter dat de overschrijding van de redelijke termijn – ook in jeugdstrafzaken – volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging (ECLI:NL:HR:2015:2465). Het verweer wordt verworpen.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij op 29 januari 2022, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde 1] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde 1] :
- bij zijn onderarmen vast te pakken en vast te houden en
- met gebalde vuist tegen zijn gezicht te slaan en
- een kopstoot te geven tegen het gezicht en
- tegen zijn been te schoppen;
2.
hij op 29 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg en/of de voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, de De Ruijterkade en/of De IJpassage (van het Centraal Station), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , welk geweld bestond uit
- het omsingelen van voornoemde [benadeelde 1] en
- het achter voornoemde [benadeelde 1] aanrennen en
- het bij de arm vasthouden van voornoemde [benadeelde 1] en
- het geven van een kopstoot tegen het gezicht van voornoemde [benadeelde 1] en
- het slaan en stompen tegen het gezicht van voornoemde [benadeelde 1] en
- het schoppen van voornoemde [benadeelde 1] ;
3. primair
hij op 08 maart 2022 te Amsterdam, met anderen, in een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, de IJpassage van het Centraal Station, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , welk geweld bestond uit
- het bespugen van voornoemde [benadeelde 2] en
- het tegen het hoofd slaan van voornoemde [benadeelde 2] en
- het tegen het lichaam schoppen en trappen van voornoemde [benadeelde 2] en
- het achter voornoemde [benadeelde 2] aanrennen;
4.
primair
hij op 08 maart 2022 te Amsterdam, met anderen, in de voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, het metrostation Gare du Nord, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een tot op heden onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit
- het tegen de benen trappen van die onbekend gebleven persoon en
- het vastpakken van die onbekend gebleven persoon en
- het achter de onbekend gebleven persoon aan rennen.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in de aanvulling verkort vonnis waarvan beroep, waarbij het hof ten aanzien van 1 primair en 2 bewijsmiddel 2 aanvult met de volgende passage:
Ik verbalisant heb de gevorderde camera beelden van de openlijke geweldpleging op 29 januari 2022
bekeken en zag dat twee verdachten, die zich zeer agressief gedroegen, als volgt gekleed waren:
NN2: man, bruine huidskleur, zwarte kort jas met capuchon met een spier witte bontkraag, lichte broek, zwarte schoenen met grijze vormen op de zijkant.

Bewijsoverwegingen

Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten. Zij heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat de processen-verbaal over de camerabeelden en de herkenningen onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Alle beschikbare camerabeelden zijn op voorhand door de advocaat-generaal ter beschikking gesteld aan de raadsvrouw en aan het hof. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal verschillende beelden van de beveiligingscamera’s van Centraal Station, Gare du Nord en in de metro meermalen afgespeeld en zo nodig stilgezet. Ook het op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen filmpje met omschrijving IMG [nummer] is afgespeeld. De verdachte en de raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de getoonde beelden. Het hof heeft vastgesteld dat de beelden helder en van goede kwaliteit zijn en derhalve in beginsel geschikt zijn om tot een herkenning te komen, waarbij het hof opmerkt dat de in de bewijsmiddelen genoemde verbalisanten relateren dat zij hun bevindingen hebben gedaan aan de hand van de (bewegende) camerabeelden. De kwaliteit van de in het dossier aanwezige afgedrukte ‘stills’ kan derhalve buiten bespreking blijven.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Verbalisant Bous heeft op 5 februari 2022, enkele dagen na de feiten van 29 januari 2022 twee jongens staande gehouden die qua uiterlijk en kleding overeenkomsten vertoonden met twee verdachten op de camerabeelden van 29 januari 2022. Bij de staandehouding zijn de identiteitsgegevens van deze jongens vastgesteld: [verdachte] en [medeverdachte 1] . In de woning van de verdachte is vervolgens een paar schoenen in beslag genomen en een zwarte jas met bontkraag. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] relateren dat dat deze schoenen en jas overeenkomen met de kledingstukken die zichtbaar zijn op de camerabeelden. Het hof is van oordeel dat hierbij vooral de gelijkenis van de schoenen opvallend is, aangezien deze schoenen een zeer specifiek zigzag patroon hebben aan de zijkant en een zwart rondje aan de binnenkant (zie PD, foto’s p. 7-8). Bij het bekijken van de beelden ter terechtzitting heeft het hof deze gelijkenis ook opgemerkt. Of de bij verdachte thuis aangetroffen zwarte jas met de witte bontkraag dezelfde jas is als op de beelden van 29 januari 2022 of 5 februari 2022, zoals betwist door de raadsvrouw, kan naar het oordeel van het hof -gezien de opvallende gelijkenis van de schoenen- in het midden blijven.
Met het oog op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bevindingen van de verbalisanten voor zover inhoudende herkenning van de verdachte op voorgenoemde beveiligingsbeelden.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de verschillende camerabeelden van 8 maart 2022 bekeken en daarbij NN1 gevolgd tot aan de toegangspoortjes op station Gare du Nord, waar hij een pas aanbiedt. Uit de opgevraagde OV-chipkaart gegevens blijkt dat een OV-kaart op naam van de verdachte op dat exacte moment is gebruikt. [verbalisant 4] zag dat de tenaamgestelde een donker getinte jongeman betrof met een vrij brede neus en herkende hem als de NN1 op de beelden. Deze op zich vrij summiere herkenning moet worden bezien in samenhang met het gegeven dat deze NN1 op dat moment een op naam van de verdachte staande OV-chipkaart gebruikte. Hiervoor heeft de verdachte geen aannemelijke ontlastende verklaring kunnen geven. De verdediging heeft weliswaar gesteld dat de verdachte zijn OV-kaart regelmatig kwijt raakt en dat hij – volgens zijn moeder – negen OV-kaarten op zijn naam heeft gehad in de periode van 2021 – 2023, waaronder de op 8 maart 2022 gebruikte kaart, maar data en verdere onderbouwing ontbreken. Het hof overweegt in dit verband dat in ieder geval bij de aanvraag van een nieuwe kaart de kwijtgeraakte kaart geblokkeerd zal worden, zodat de verdachte niet meerdere OV-kaarten tegelijkertijd op zijn naam had staan. Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat een ander dan de verdachte de kaart zou hebben gebruikt, te meer nu dit impliceert dat de persoon die de kaart van de verdachte op enig moment heeft gevonden en op 8 maart 2022 heeft gebruikt, uiterlijke gelijkenis vertoont met de verdachte.
Ten aanzien van feit 4 concludeert het hof dat de verdachte de NN5 genoemde verdachte is in het onder 1 opgenomen bewijsmiddel, de beschrijving van de camerabeelden. Het hof overweegt hiertoe dat de kleding van de verdachte door verbalisant [verbalisant 4] in bewijsmiddel 3 wordt omschreven als een blauw trainingspak, zwarte bodywarmer en zwarte schoenen. Op de still van NN5, bijgevoegd bij het onder 1 opgenomen bewijsmiddel is een persoon te zien met soortgelijke kleding en overigens merkt het hof op dat bij het bekijken van de camerabeelden zoals beschreven in bewijsmiddel 1 ook duidelijk zichtbaar was dat de door [verbalisant 4] beschreven NN5 dezelfde persoon is als de jongeman in blauw trainingspak en zwarte bodywarmer op het filmpje met omschrijving IMG [nummer] .
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat dit op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen filmpje niet kan bijdragen tot het bewijs, omdat onduidelijk is op welke dag het is gemaakt. Het hof overweegt hierover dat verbalisant [verbalisant 4] op de beelden het eerder door hem in proces-verbaal PL 1300-2022045612 beschreven incident herkent en dat het hof geen enkele aanleiding ziet om daaraan te twijfelen, te meer omdat de beelden aansluiten bij de overige ter terechtzitting bekeken camerabeelden van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van mishandeling
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde levert
telkensop:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een leerstraf So Cool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren, met dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling en openlijke geweldpleging tegen willekeurige slachtoffers die zij tegenkwamen op stations in Amsterdam. Slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben naast lichamelijk letsel ook last van de psychische gevolgen. Elke keer als zij op het Centraal Station lopen of een grote groep jongeren zien, voelen zij zich onveilig en worden zij herinnerd aan het geweld. Dergelijke delicten versterken bovendien in algemene zin gevoelens van onveiligheid, zeker nu deze feiten zijn gepleegd op stations, in het zicht van omstanders. Verdachte heeft door zijn handelen laten zien dat hij weinig respect heeft voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de openbare orde.
Het hof heeft kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Raad van 15 oktober 2024 opgemaakt door I. de Noord, raadsonderzoeker. Anders dan in eerste aanleg adviseert de Raad om een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met één van de slachtoffers, het meewerken aan diagnostisch onderzoek en de adviezen die daaruit voortkomen en het meewerken aan coaching van [instelling 1], onder toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering. [instelling 2] en Jeugdreclassering heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bij het advies van de Raad aangesloten. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 oktober 2024 is de verdachte niet eerder onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof stelt vast dat in eerste aanleg de redelijke termijn is overschreden. In het strafrecht voor jeugdigen geldt een redelijke termijn van 16 maanden in ieder geval te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem vanwege een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is de verdachte niet in verzekering gesteld. Het hof neemt in deze zaak het eerste verhoor door de politie als zodanige handeling, namelijk 20 april 2022. De termijn van 16 maanden liep af op 20 augustus 2023. Het vonnis is gewezen op 23 april 2024, derhalve een overschrijding van de redelijke termijn met 8 maanden. Gezien de voortvarendheid van de behandeling en afhandeling in hoger beroep, binnen 7 maanden na het instellen van appel, zal het hof het houden bij de vaststelling dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden en zal aan de proeftijd de door de Raad van de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Slachtoffer [benadeelde 1] heeft op de terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat het hem een veiliger gevoel geeft als, ondanks het tijdverloop, aan de verdachte een contactverbod zou worden opgelegd. De verdachte heeft aangegeven daar geen bezwaar tegen te hebben. Gelet hierop legt het hof, anders dan de rechtbank, ook het door de Raad geadviseerde contactverbod op.
De bewezenverklaarde misdrijven zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het impulsieve karakter van het door de verdachte gepleegde geweld en het aantal door hem gepleegde strafbare feiten is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo’n misdrijf zal begaan, zonder de benodigde hulp en begeleiding. Het hof zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.385,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering is niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
50 (vijftig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003;
  • dat de verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en hij meewerkt aan de adviezen die daaruit naar voren komen;
  • de verdachte meewerkt aan het coachingstraject van [instelling 1] of een andere instantie als de jeugdreclassering dat wenselijk acht.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan [instelling 2] en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 januari 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 maart 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. D. Radder en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 november 2024.
Mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]